De discussie in de Eerste Kamer over de donorwet laat zien dat we met het gebied tussen leven en dood niet goed raad weten. Dit grensgebied is wereldwijd een schemergebied. De dood overstijgt ons. Die onzekerheid moet worden bestreden. Zingeving rond de dood is van levensbelang.
Levensbeschouwingen, al dan niet religieus, zijn daarom ook doodsbeschouwingen. Overal gelden rond leven en dood tradities die doorgaans al eeuwen bestaan. Als remedie tegen onzekerheid bieden levensbeschouwingen een visie op de overgang van leven naar dood. Tegelijk zorgen ze voor rituele begeleiding bij een overlijden.
De modernisering heeft in korte tijd dit voor-moderne patroon verstoord, met twee ingrijpende wijzigingen. Ten eerste is er medisch van alles mogelijk geworden. De organen van een stervende kunnen benut worden ten dienste van een levende. De donorwet wil dat regelen, met als aanleiding dat de vraag het aanbod overtreft.
Orgaandonatie is niet de enige moderne medische techniek die aanleiding geeft tot discussie. Abortus en euthanasie spelen zich in hetzelfde grensgebied van leven en dood af. Steeds is de vraag of wat kan ook mag of zelfs moet. En altijd vertoont zich de oude menselijke onzekerheid over dood en leven.
Ten tweede bracht de modernisering groeiende individualisering. De sociale controle werd veel minder dwingend. Er kwam meer speelruimte, ook levensbeschouwelijk. Allerlei eigen meningen worden met overtuiging verdedigd. Moderne levensbeschouwing is divers en persoonlijk.
Die fragmentatie maakt het debat over een nieuwe donorwet ingewikkeld. De Eerste Kamer had extra vergadertijd nodig om het hele spectrum aan keuzes goed in beeld te brengen. Fracties lukte het niet een gemeenschappelijk standpunt te formuleren. Ze laten hun leden vrij voor of tegen de wet te stemmen. De discussie wordt deels gevoed door levensbeschouwelijke argumenten.
Toch is nu niet levensbeschouwing maar wetgeving de remedie tegen de onzekerheid rond leven en dood. Mogelijk loopt dat, zoals in de Tweede Kamer, bij de hoofdelijke stemming uit op een meerderheid van zegge en schrijve één stem – tenzij iemand de trein naar Den Haag mist.
In vergelijking met voor-moderne tijden zijn we beland in een dubbele spagaat, dankzij de twee wijzigingen waar de modernisering voor zorgde. We beheersen medische technieken waar we ethisch niet goed raad mee weten. Bovendien voorkomt de hele baaierd aan opinies over die technieken het ontstaan van consensus.
We prijzen ons doorgaans gelukkig met de modernisering, maar feitelijke wringen we ons in steeds meer bochten. De wetgeving moet als vluchtheuvel dienen omdat de zingeving het af laat weten. Het traditionele lapmiddel levensbeschouwing kon nog bogen op een redelijke consensus. Het moderne lapmiddel van de wetgeving moet het hebben van de meerderheid plus één.
Hoe knapper we technisch zijn, des te meer is het ethisch behelpen. Niet alleen de dood overstijgt ons, ook de techniek.
194-090218
NB In verband met spam worden reacties op deze column in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.
Dag André,
Jouw observatie van de veelheid en individualiteit deel ik natuurlijk, maar ik denk dat we maatschappelijk ontsporen door orgaanafnemen wettelijk te regelen en dan nog mogelijk via de helft plus een (op zichzelf een interessant fenomeen omdat fifty-fifty zo vaak voor komt bij stemmingen). De bestaande regel dat iedereen die daartoe bereid is zich als donor kan laten registreren lijkt mij de juiste. Registreer je niet, is dat omdat je niet wilt, of omdat je er niet over na wilt denken. Dat vind ik een goed recht, net zoals er geen stemplicht is; je hoeft geen mening te hebben.
Als je orgaanafname omgekeerd wilt regelen omdat er meer vraag dan aanbod is, tast je de persoonlijke integriteit aan; je bent immers (deels) nog in leven als organen worden uitgenomen. Zolang je nog leeft is er die integriteit en is organen uitnemen dood maken (en derhalve ongrondwettelijk). De wet mag wel beperkingen opleggen bij morele vraagstukken (je mag niet stelen en doodslaan), maar ik vind dat ze buiten haar boekje gaat als ze morele keuzes gaat afdwingen.
Juist om het streven de keuze wettelijk te forceren, heb ik al jaren geleden ‘nee’ geregistreerd.
Dat er ook nog religieuze c.q. levensbeschouwelijke gezichtspunten zijn – zijn wij ons lijf of hebben we een lijf en wat betekent die vraag in dit verband – die de kwestie compliceren, laat ik hier nog buiten.
Groeten,
Pieter
Beste André Droogers,
de vraag die bij mij opkwam bij deze wet, is hoe wij, als mensen, individualist kunnen en willen zijn. We vullen liever niet een formulier in, maar laten de overheid (groep) voor ons kiezen. Je zou ook bijvoorbeeld de keus aan het paspoort, de identiteitskaart of het rijbewijs kunnen koppelen, waarbij men eventueel elke keer bij een aanvraag er over moet nadenken. Met onze moderne techniek moet dat toch niet zo moeilijk zijn.
Kijk je naar de media, dan zie je hoe de campagne ‘voor’ bijna religieuze omvang aanneemt en andere optieken niet worden weergegeven. Het gaat er bij dit kamp om: ben je tegen de wet, dan ben je tegen het doneren van organen.
Dat is natuurlijk niet de achterliggende grond van de wet. De wet moet niet gemaakt worden om orgaandonatie toe te staan, maar om op voorhand de overheid de beschikking te geven over het lichaam van mensen. Dit aspect is ondergesneeuwd door de emotionele discussie over orgaandonatie.
We hollen met zijn allen en masse er achteraan. En we zijn met zijn allen te lui om zelf een formulier in te vullen.
Groeten, Merijn
Ik hoorde of zag een opmerking van een dame, die werkt in het bestuur of zo van een organisatie voor of tegen de goede dood van D66.
Ze zei: Mijn lichaam is van God.
(pseudo)Atheïsten met een godsbeeld dat zij bestrijden, begrijpen waarschijnlijk niets van wat het woord ‘god’ voor velen betekent.
Het is een containerbegrip of soortnaam uit de religieuze traditie, dat we gebruiken voor dat- of diegene waarvoor ieder woord of naam tekort schiet. Het is de ervaring van het mysterie van het leven, dat niet anders kan worden verwoord dan met wat we maar bij gebrek aan beter god, allah, boeddha enz. noemen. Hier is niet de biblebelt aan het woord, maar iemand die gevoel heeft voor dit mysterie in de werkelijkheid en dat uitdrukt met een woord uit onze traditie.