‘s Morgens bij het ontbijt luisteren we naar het Radio 1 Journaal. Daar zit bijna elke dag minstens één geïnterviewde in die het stopwoord ‘zeg maar’ gebruikt. Soms turf ik hoe vaak dat gebeurt. Het komt voor dat iemand het in één zin zes keer gebruikt. Ik denk dan: ‘zeg maar niet “zeg maar”!’.
Intussen zet het frequent gebruik van de term me toch aan het denken. Het is typisch iets van de spreektaal. De spreker heeft het zelf niet in de gaten. Mijn vrouw Ineke plaagde me er laatst mee dat ik zelf ook al besmet was. Als je er op gaat letten, blijkt het een geaccepteerd verschijnsel, onderdeel van de gewone omgangsvormen. Maar wat zit erachter? Is het een uiting van de tijdgeest?
Ik denk dan: Mensen zijn een uitzonderlijke diersoort. Wat hen onderscheidt is hun vermogen aan van alles betekenis toe te kennen. In deze ‘druppels’ doe ik niets anders. Taal is een dankbaar voertuig voor alle mogelijke betekenissen. De woorden die we gebruiken hebben meestal meer dan één betekenis. Als we met anderen praten, gaan we er stilzwijgend vanuit dat we allebei hetzelfde bedoelen met het woord dat we gebruiken. Maar zo zeker is dat niet. Welke betekenis kan ik dan ontdekken in het herhaalde gebruik van ‘zeg maar’?
Ik boor als een geoloog van de betekenisvorming een paar onderliggende lagen aan. Het stopwoord zou onzekerheid kunnen aanduiden. Men geeft slechts bij benadering aan waar het om gaat. ‘Een buitenlander, zeg maar.’ Het lijkt te gaan om een ruimere categorie, waar datgene waar het om gaat deel van uit maakt, maar dat naamloos blijft… Het heeft iets onbenoembaars. Je kunt er je vinger niet achter krijgen.
De uitdrukking ‘zeg maar’ lijkt ook iets teweeg te brengen. Er ontstaat een informele vertrouwelijkheid. Met een half en onduidelijk woord begrijpen we elkaar ook. Het gemak van het stopwoord dient de mens. Je hoeft niet verder te zoeken naar een beter woord. Dit stopwoord benadrukt het eigene van de spreektaal. Het kan zelfs gezien worden als een denkpauze, om de rest van de zin voor te bereiden, net zoals ‘eh’.
Mijn goede vriend Anton van Harskamp gebruikte ‘zeg maar’ onlangs bewust in een presentatie, ook al bediende hij zich van een geschreven tekst. Hij had (ik telde) tien keer ‘zeg maar’ ingelast. Toen ik hem daarop wees, was zijn antwoord dat hij dat juist deed om zijn verhaal natuurlijker over te laten komen. Maar fundamenteler was zijn argument dat alle taalgebruik onzeker is en daarmee willekeurig. Dat was voor hem een reden om het gebruik van ‘zeg maar’ juist toe te juichen. Taal is zo gezien altijd een manier van behelpen. In onze tijd worden we ons daar steeds meer bewust van.
Antons redenering spreekt me bij nader inzien aan, want ineens begreep ik dat ‘zeg maar’ symbool kan zijn van het aftasten dat eigen is aan religie. De leiders van een religie leggen de inzichten weliswaar meestal formeel vast, in leer en ritueel, maar regelmatig herinneren kritische gelovigen eraan dat uiteindelijk het goddelijke onbenoembaar is. Daar is het het goddelijke voor, namelijk heel anders dan het menselijke. En dus niet zo gemakkelijk vast te leggen. Zo wordt ‘zeg maar’ tot een soort geloofsbelijdenis, tegen alle dogmatische zekerheid in. Hmm, een heel andere manier om betekenis te geven aan twee veelgebruikte woordjes. Het levert nog informele vertrouwelijkheid op ook. Het is eigentijds. En het vergroot de speelruimte. Zeg dus toch maar vaak ‘zeg maar’!
09-270913
NB reacties op columns worden in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.
Ik vind het best wel een, zeg maar, overtuigende column. 🙂
Maar alle gekheid op een stokje: wat mij opvalt is dat er steeds meer superlatieven zoals “helemaal goed” worden gebruikt.
Hoe zie jij dat?
Stopwoord…… het ongemerkt onderbreken van een zin. Veel mensen nemen het zeker waar, maar het is een taboe om er iets van te zeggen.
Je komt te dicht bij de privacy van het individu.
Als iemand op tv vaak een stopwoord gebruikt reageren we vaak wel en maken het belachelijk.
Stopwoorden worden gezien als een soort misvorming waar je uit fatsoen niets over zegt.
Dat een stopwoord een functie heeft, dat betwijfel ik …… Ook een diepgravende filosofische benadering levert volgens mij geen toegevoegde waarde aan deze linguïstische misvorming.
Als je je bewust bent van je stopwoord, stop je er gewoon mee.
En collectieve zaken als “helemaal goed” zijn net zo irritant als verminkingen als …. Doei!
En nog erger…. Doei doei…..
Nee idd je moet het allemaal niet zo zwaar zien, maar het is wel lekker om het even te uiten 😊
‘Zeg maar niets meer’; in deze korte zin voegt ‘zeg maar’ werkelijk iets toe; echter, in 99% van de zinnen waarin het wordt gebruikt, kan het gemakkelijk worden weggelaten en zou dat eigenlijk ook moeten. Ik vind het een bizarre verarming van taalgebruik.
Het Genootschap Onze taal meldt:
“… Zeg maar is juist. Deze combinatie (voor ‘met andere woorden’, ‘zogezegd’, ‘om het zo uit te drukken’) wordt als twee woorden geschreven.”
Mijns inziens wordt het gebruikt om iets meer tijd te hebben om de gedachten te vormen. En vooral: het houdt de zogeheten ‘spraakstroom’ in beweging. Vooral die spraakstroom wordt vaak over het hoofd gezien. Toch is die het waarop wij spreken, waarin wij onze gedachten inbedden.
Wat dacht je van:
– … dan heb ik zoiets van ….
– … weet je, of weet je wel
– … het stopwoordje ‘dus’
– als het ware, maar dit kan ook echt functioneel zijn;
en zo zijn er nog meer.
Vooral door langzamer te spreken help je jezelf om minder stopwoordjes te hoeven gebruiken. En natuurlijk bewust nadenken wat je gaat zeggen.
Interessante materie!
Overigens, een echt dier kan niet van zichzelf zeggen dat het een dier is.
Dat sommige mensen de mens als een speciale diersoort beschouwen, is een vergissing. Dieren hebben, net als de mens, bewustzijn. Dieren hebben echter geen zelfbewustzijn, de mens wel. Wanneer kunnen we de eerste autobiografie van een dier verwachten? (Nooit!) Wanneer kan een dier over zijn verleden, en vooral over zijn toekomst gedachten vormen? (Nooit!). Wanneer heeft een dier een echte vrije keuze? En, last but not least, wanneer kan een dier besluiten om zichzelf op te voeden, of innerlijk te ontwikkelen? Dat gebeurt niet, want daarvoor is een Ik-bewustzijn nodig, iets wat de mens wèl heeft.
En ten slotte: geen mens BELEEFT zichzelf als dier. Het zijn slechts bedachte ideeën, geen ware belevingen dat de mens een dier zou zijn. – Succes ermee, lief dier!
Zo erger ik me ook aan mensen die een half of verbasterd woord zeggen zoals: gezellie of meis terwijl ze bedoelen gezellig en meid. Waarom doen ze dit, wat is dat voor onzin? Spreek gewoon het woord uit zoals het hoort.
Ik persoonlijk doe niet mee aan die onzin. Ik vermijd dat soort uitspraken omdat ik geen kuddedier wil zijn.