Dag André,
Wij kooien God/g’d/god en met die gekooide god kooien wij daarna onszelf! Dus, misschien als wij god ontkooien, komen we ook weer aan onszelf toe.
Alle spreken over boven komt van beneden, zei Harry Kuitert al, vele jaren geleden. Dit is ongeacht of het in heilige teksten of in gedichten komt.
Het kooien van god is een typische menselijke bezigheid en daar zijn we (helaas) aardig goed in geworden. Het komt als een boemerang terug.
En dan denken wij dat dit iets met ons doet? (jouw laatste zinnetje en mijn rode knop).
Noch god of iets anders doet iets met mij. Als er iets zou zijn dat iets met mij doet, ben ik altijd slachtoffer. Ik doe er iets mee. (vrije wil!)
Vrije wil is relatie en die kan ik aangaan met god of het goddelijke. Dat kan tot mooie inzichten en gedrag leiden. Maar op het moment dat ik alle mogelijke fictieve noodzakelijkheden destilleer uit die relatie zijn zowel god als ikzelf onherroepelijk gekooid in wat een ‘double bind’ wordt genoemd en dat is god niet waardig en heb ikzelf niet verdiend.
Ik wens je poëziegroep toe dat zij zich in alle vrijheid met de gedichten kunnen verbinden. God ontkooid is de mens ontkooid!
Groet,
Jan Willem van Ee
‘De gekooide god”(ik schrijf het woord graag met een kleine letter), een heel goede (!!!!) nieuwe versie van het aloude afbeeldingsverbod van god in jodendom en islam. Je nieuwe predicaat, ‘gekooid’, zal vast niet zomaar worden overgenomen door de officiële god-denkers. God is immers niet te kooien vinden zij, zonder te merken dat ze het juist zelf wel doen. Maar zou die kooi niet misschien toch gewoon leeg zijn op grond van niet alleen de onvoorstelbaarheid van god maar ook de ondenkbaarheid, wat niet hetzelfde is als ‘dus niet bestaan’. Dat laatste is de gemakkelijkste oplossing van hen die gewoon van geen kooi weten, niet eentje met inhoud en eentje zonder (benoembare) inhoud.
moeder
gele fresia’s zij kende de Ene, God.
zijn geur zijn smaak
het was een hij
zij zong voor
ik ga slapen ik ben moe
amen met levertraan
het hoorde zo
en
donder en bliksem
getroffenen werden soms geheeld
lichtflitsen van de Ene
troffen goed en kwaad
filistijnen werden omgelegd
toen en nu
geen godsvolk
pech, lot, voorbestemd?
God groot vraagteken
groter is er niet
is er niet?
gekooide God
hineni
achter tralies
ga met God?
in oneindige leegte
stil bij begraafplaats
gele fresia’s
hiernamaals vermenigvuldigen en delen naar liturgien van roes!
een getralied geloven
Sein Blick ist vom Vorübergehn der Stäbe
so müd geworden, dass er nichts mehr hält.
Ihm ist, als ob es tausend Stäbe gebe
und hinter tausend Stäben keine Welt.
Der weiche Gang geschmeidig starker Schritte,
der sich im allerkleinsten Kreise dreht,
ist wie ein Tanz von Kraft um eine Mitte,
in der betäubt ein großer Wille steht.
Nur manchmal schiebt der Vorhang der Pupille
sich lautlos auf -. Dann geht ein Bild hinein,
geht durch der Glieder angespannte Stille –
und hört im Herzen auf zu sein.
Rainer Maria Rilke
Die Gedichte, Neue Gedichte, S. 451
Insel, Frankfurt am Main, [1957] 2003
*
KI rekent, geestloos.
Mensen vragen, geestig.
Laat me blijven vragen.
Wat voor bezweringen kooien ‘god’ als Rilkes panter?
Zou de oogwenk van een mensenleven ooit kunnen kooien wat er is,
terwijl het, razend door een hoekje van het heelal, verdampt?
Mijn kooi zit in mij.
Zoals Eva’s paradijs eindigde in het midden en niet aan de rand.
Dichters en kunstenaars lijken me niet bij voorbaat al creatiever en vrijer dan dogmatici en theologen.
Waar komen gouden kooistaafjes op bij dichters als R M Rilke, R A Schröder, Willem Barnard?
Waar loeren gouden ontsnappingsroutes tussen kooistaafjes bij een doxoloog als K H Miskotte?
Dreigend, eng, gevaarlijk, ondragelijk lonkt vrijheid.
Liever vrijzinnig dan vrij.
Hoe incoherent mag het worden?
Hoe veel tegenstellingen verenigen?
Hoe en waar beginnen?
Werk zat voor elkaar aanvullende geestige dichters en scherpzinnige denkers.
Om te beginnen met een poëtisch eerherstel van het Godinnelijke,
van de hemels aardse vrouw?
Evocatie: o Gij https://www.kalab.nl/nl/k/2011al/evok.html
Gelukkig geeft de bijbel zelf aan dat een gesneden beeld van de godheid heidens is en niet behorend tot christelijk geloof. Die vrijheid is er dus al. En zo ontmoeten we dan dagelijks verrassend een glimp van God in allerlei prozaïsche en poëtische ontmoetingen. Zonder zoekwerk komt Hij zomaar op ons pad: daar komt geen leerstelligheid aan te pas. En als ik de dichters lees, begrijp ik het stofgoud van hun bevindingen helemaal. Het goddelijke wil alleen maar een lied in onze mond worden.
Corry
links rechts of rechts links
buiten de paden treden
wel spelenderwijs
Dag André,
Wij kooien God/g’d/god en met die gekooide god kooien wij daarna onszelf! Dus, misschien als wij god ontkooien, komen we ook weer aan onszelf toe.
Alle spreken over boven komt van beneden, zei Harry Kuitert al, vele jaren geleden. Dit is ongeacht of het in heilige teksten of in gedichten komt.
Het kooien van god is een typische menselijke bezigheid en daar zijn we (helaas) aardig goed in geworden. Het komt als een boemerang terug.
En dan denken wij dat dit iets met ons doet? (jouw laatste zinnetje en mijn rode knop).
Noch god of iets anders doet iets met mij. Als er iets zou zijn dat iets met mij doet, ben ik altijd slachtoffer. Ik doe er iets mee. (vrije wil!)
Vrije wil is relatie en die kan ik aangaan met god of het goddelijke. Dat kan tot mooie inzichten en gedrag leiden. Maar op het moment dat ik alle mogelijke fictieve noodzakelijkheden destilleer uit die relatie zijn zowel god als ikzelf onherroepelijk gekooid in wat een ‘double bind’ wordt genoemd en dat is god niet waardig en heb ikzelf niet verdiend.
Ik wens je poëziegroep toe dat zij zich in alle vrijheid met de gedichten kunnen verbinden. God ontkooid is de mens ontkooid!
Groet,
Jan Willem van Ee
‘De gekooide god”(ik schrijf het woord graag met een kleine letter), een heel goede (!!!!) nieuwe versie van het aloude afbeeldingsverbod van god in jodendom en islam. Je nieuwe predicaat, ‘gekooid’, zal vast niet zomaar worden overgenomen door de officiële god-denkers. God is immers niet te kooien vinden zij, zonder te merken dat ze het juist zelf wel doen. Maar zou die kooi niet misschien toch gewoon leeg zijn op grond van niet alleen de onvoorstelbaarheid van god maar ook de ondenkbaarheid, wat niet hetzelfde is als ‘dus niet bestaan’. Dat laatste is de gemakkelijkste oplossing van hen die gewoon van geen kooi weten, niet eentje met inhoud en eentje zonder (benoembare) inhoud.
gele fresia’s en de Ene
moeder
gele fresia’s zij kende de Ene, God.
zijn geur zijn smaak
het was een hij
zij zong voor
ik ga slapen ik ben moe
amen met levertraan
het hoorde zo
en
donder en bliksem
getroffenen werden soms geheeld
lichtflitsen van de Ene
troffen goed en kwaad
filistijnen werden omgelegd
toen en nu
geen godsvolk
pech, lot, voorbestemd?
God groot vraagteken
groter is er niet
is er niet?
gekooide God
hineni
achter tralies
ga met God?
in oneindige leegte
stil bij begraafplaats
gele fresia’s
hiernamaals vermenigvuldigen en delen naar liturgien van roes!
een getralied geloven
Paul Letterie sr
Der Panther
Im Jardin des Plantes, Paris.
Sein Blick ist vom Vorübergehn der Stäbe
so müd geworden, dass er nichts mehr hält.
Ihm ist, als ob es tausend Stäbe gebe
und hinter tausend Stäben keine Welt.
Der weiche Gang geschmeidig starker Schritte,
der sich im allerkleinsten Kreise dreht,
ist wie ein Tanz von Kraft um eine Mitte,
in der betäubt ein großer Wille steht.
Nur manchmal schiebt der Vorhang der Pupille
sich lautlos auf -. Dann geht ein Bild hinein,
geht durch der Glieder angespannte Stille –
und hört im Herzen auf zu sein.
Rainer Maria Rilke
Die Gedichte, Neue Gedichte, S. 451
Insel, Frankfurt am Main, [1957] 2003
*
KI rekent, geestloos.
Mensen vragen, geestig.
Laat me blijven vragen.
Wat voor bezweringen kooien ‘god’ als Rilkes panter?
Zou de oogwenk van een mensenleven ooit kunnen kooien wat er is,
terwijl het, razend door een hoekje van het heelal, verdampt?
Mijn kooi zit in mij.
Zoals Eva’s paradijs eindigde in het midden en niet aan de rand.
Dichters en kunstenaars lijken me niet bij voorbaat al creatiever en vrijer dan dogmatici en theologen.
Waar komen gouden kooistaafjes op bij dichters als R M Rilke, R A Schröder, Willem Barnard?
Waar loeren gouden ontsnappingsroutes tussen kooistaafjes bij een doxoloog als K H Miskotte?
Dreigend, eng, gevaarlijk, ondragelijk lonkt vrijheid.
Liever vrijzinnig dan vrij.
Wat is nog niet gezegd?
Hoever de canon verruimen?
Met wat ooit werd verboden, onderdrukt, verdrongen?
De verdrijving van de vrouw uit de hemel?
https://www.kalab.nl/nl/g/rijp/schi/rijp/anal/wegvrouw.html
Hoe incoherent mag het worden?
Hoe veel tegenstellingen verenigen?
Hoe en waar beginnen?
Werk zat voor elkaar aanvullende geestige dichters en scherpzinnige denkers.
Om te beginnen met een poëtisch eerherstel van het Godinnelijke,
van de hemels aardse vrouw?
Evocatie: o Gij
https://www.kalab.nl/nl/k/2011al/evok.html
Gelukkig geeft de bijbel zelf aan dat een gesneden beeld van de godheid heidens is en niet behorend tot christelijk geloof. Die vrijheid is er dus al. En zo ontmoeten we dan dagelijks verrassend een glimp van God in allerlei prozaïsche en poëtische ontmoetingen. Zonder zoekwerk komt Hij zomaar op ons pad: daar komt geen leerstelligheid aan te pas. En als ik de dichters lees, begrijp ik het stofgoud van hun bevindingen helemaal. Het goddelijke wil alleen maar een lied in onze mond worden.
Corry