Vrijdag Zindag nr. 106

6 gedachten over “Vrijdag Zindag nr. 106

  1. Goede André,

    Weer eens een spelkolom, die me aansprak. Ik vroeg me af of je deze inhoud in een PKN-blad kwijt zou kunnen. M.a.w. hoe toegankelijk is de kerkganger voor het spel met de betekenisgeving van de dood? Lees de overlijdensadvertenties in Trouw, waarin alleen maar lieve (in trappen van -ste en -aller) mensen sterven, die dat verdienen en bovendien gemist worden. Het tegenovergestelde zou pas nieuws zijn! Maar kan de kerkleiding dit drukmiddel wel missen?

    Of zou men het onderstaande bedoelen?

    Want je liet mij denken: Er is met dit spel nog een andere betekenisgeving mogelijk, die ik gebruik. De dode leeft, zolang zijn ‘geest’ en ‘handelingsbeeld’ bij anderen blijft werken en van invloed is. Dat is een parallel met de verbeelding van b.v. een goede roman, die onvermijdelijk mijn denken/geest en handelen (in deze volgorde) beïnvloedt of zelfs bepaalt. De evangelist Johannes heeft dat begrepen: Al heeft hij ons verlaten, hij laat ons niet alleen.

    Dat zou mijn Pinkstergedachte kunnen zijn.

    Zelfs het beeld van de Hemelvaart (door Lucas aan Daniël ontleend!) blijft dan mogelijk. (Dat weglopen van die ‘witte’ jongen in het donker, zoals in de hemelvaartspassion gisteravond eindigde, was heel zwak. Vlees noch vis. Waarom niet wat concreter de verbeelding laten spreken?)
    In de middeleeuwen hees men op hemelvaart tijdens de mis een Jezusbeeld met een touw door een luik in het plafond van de kerk. SPEL van betekenis en niet alleen voor kinderen.
    De RK kerk is daar veel losser mee. Ze laten zonder probleem in Lourdes Maria nog steeds verschijnen en het helpt velen, die echt niet geloven in mirakels.
    Ik bedenk nu, dat het interessant is, te onderzoeken hoe de religieuze verbeelding werkt. Ik denk ook aan die arts die onderzoek deed naar genezingswonderen.

    Hartelijks, Jan.

    PS.
    Ik las dezer dagen twee essays van Montaigne over de dood, uit 1580 (dus nog voor de verlichting’): ‘Qu’Il ne faut juger de nostre heur, qu’après la mort / Men kan pas na onze dood oordelen over ons geluk’ en ‘Que philosopher c’est aprendre à mourir / Filosoferen is leren te sterven’.
    Zelfs als e-boek nog in de handel – over het leven na de dood gesproken – daarvan had Michel niet kunnen dromen! Eindeloos spel.

  2. Ooit zag ik een film over rouw- en begrafenisrituelen in verschillende culturen. Ergens in Nepal werd de nabije dood van een oude man gespeeld. Jonge mannen droegen hem op een stoel door het dorp met snerpende muziek voorop. Er was veel gejoel en de man zwaaide af en toe. Aan het eind werd hij vanuit zijn stoel door een raam in de eerste verdieping van een huis getild, als symbool van zijn verscheiden. Een van de jonge mannen die hem hielpen zwaaide nog even uit het raam. Al met al een luchthartige onderneming en toch een voorbereiding op de dood.
    In rouwadvertenties wordt tegenwoordig steeds meer gesproken van ‘een dankdienst voor het leven’ en de rouwkleding van de aanwezigen is nog maal zelden zwart. We zijn dus van opvatting of beleving en van kleur verschoten.

  3. Ha André, nu moet ik toch even reageren. Je schrijft in column o.a.: ¨Talloze interpretaties van de dood ontstonden en ontstaan. Begrijpelijk, want wat zo onverbiddelijk eindigt, wil men graag anders. Bijgevolg ontstond het geloof in een voortbestaan na de dood, zoals in één of meer hemels – of hellen.¨
    Die verklaring voor het ontstaan van geloof in een hiernamaals lijkt mij niet houdbaar. We waren er niet bij toen dat ontstond en kunnen het daarom niet weten. Artefacten uit prehistorische tijden indiceren vaak zorg voor verblijf in het hiernamaals, maar niet het waarom. En historische, geschreven bronnen tonen religieuze gebruiken gericht op voortbestaan na de dood, maar geven geen redenen aan te nemen dat het is ter geruststelling van de levenden.
    Bovendien, als je denkt aan het Griekse schimmenrijk, dan had men toen bepaald geen geruststellende voorstelling van het hiernamaals. En kijk je naar het jodendom, dan zie je een religie die zich expliciet richt op dit aardse bestaan, hoe dat geleid moet worden, en gaat het (behalve in meer mystiek stromingen) niet of nauwelijks over een bestaan na de dood. Als ik goed ben ingelicht, leeft er in orthodox christelijke kringen vaak een grote angst voor de verdoemenis, voor het tranendal van geween en tandengeknars. Hoezo angst voor de dood als reden om in een hiernamaals te geloven?
    Hartelijke groet
    Pieter Meester

  4. Net voor mijn lezing van deze bezinning beluisterde ik “Daar boven in de hemel” van Herman Finkers, begeleid door André Rieu en zijn orkest (https://youtu.be/Nl50l1h8PGs), mij toegezonden door een vriend. Het biedt een prachtig voorbeeld van speelse spelomkering: ‘ik geloof pas dat er geen hemel is als dat voor 100 % is bewezen’. Dat gaat natuurlijk niet gebeuren. Zijn blik in die hemel op God, in discussie met bisschop Eijk, maakt dat wel duidelijk. Hoe ontspannend om zo speels met religie om te gaan. Voor mij wint die zo aan betekenis, in plaats van dat betekenis verloren gaat omdat het slechts verbeelding is.
    Inderdaad: in de kerk zou meer aandacht moeten/kunnen/mogen zijn voor de kracht van verbeelding in het zingevingsspel van de religie. En hoe dat dan werkt. Het blijft spannend: als het niet ‘echt’ zo is, hoe kan het dan toch reëel voor je zijn?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Maximale bestandsgrootte van upload: 32 MB. Je kunt uploaden: afbeelding, audio, video, document, spreadsheet, Interactief, tekst, archief, code, andere. Links naar YouTube, Facebook, Twitter en andere diensten die in de reactietekst worden ingevoegd, worden automatisch ingesloten. Bestand hier neerzetten

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.