Vijf december. Het oer-Hollandse feest van Sint Nicolaas is een spel met betekenislagen, een uitdijende toverbal waaraan in de loop van de tijd steeds weer een anderkleurig suikerlaagje is toegevoegd. Sabbel even mee.
De buitenste laag, in wording, is die van het lopende debat over racisme en Zwarte Piet. Piet verschiet van kleur. Doorsabbelend proeven we het laagje van Santa Claus, met een Coca-Cola-smaakje. Een van de volgende laagjes is dat van de stoomboot. In de Italiaanse havenstad Bari worden relikwieën van de Sint bewaard. Zo is hij de heilige van de zeevarenden geworden. Vandaar die stoomboot, een toevoeging van na de uitvinding van de stoommachine.
Doorzuigend komen we uit bij de appeltjes van oranje. Die laag lijkt een sinaasappelsmaak te hebben, maar dat zit anders. De Sint was namelijk bisschop van Myra in Turkije. Het verhaal gaat dat een vader in die stad geen geld had voor de bruidsschat van zijn drie dochters. Die leken daarmee voorbestemd voor de prostitutie. Op drie achtereenvolgende avonden gooide de Sint, door het open raam van de slaapkamer van de dochters, een zakje met gouden munten naar binnen. Op de derde avond was de vader op de uitkijk gaan staan en ontdekte zo wie zijn weldoener was. Op oude tekeningen bij dit verhaal zijn de zakjes afgebeeld als oranje bolletjes. De appeltjes van oranje in het liedje over Piet Hein zijn natuurlijk net zulke bolletjes goud, veroverd op de Spanjaarden. Niet de kisten sinaasappels die ik vroeger voor me zag als we dat liedje op school zongen.
De kern van de toverbal is voor-christelijk Germaans. Sint en Kerst hebben Germaanse roots. Dat heeft te maken met de zonnewende en de kortste dag, zo rond 21 december. Mensen hechten vanouds betekenis aan zo’n keerpunt. Daarom vieren we Kerst in de decembermaand, als feest van het licht. Maar ook de Sint markeert deze overgang.
Dat zit zo: De Germaanse god Wodan reed op een wit paard door de lucht. Hij had een witte baard, een mantel en een speer. Oel, zijn knecht, vergezelde hem. Letterlijk betekent Oel ‘zonnerad’. Hij had een zwart gezicht, omdat hij door de rookgaten van de huizen keek of de bewoners zich wel fatsoenlijk gedroegen. Rond de zonnewende strooide Oel zaaigoed, als beloning en ter aankondiging van de lente. Uit dankbaarheid offerden de mensen de vruchten van de herfstoogst.
Aan deze voor-christelijke kern van de toverbal is het betekenislaagje van de Sint toegevoegd. Die heeft net als Wodan een witte baard en een mantel. Hij rijdt op een wit paard, met zijn staf in de hand. Ook deze heilige verstaat de kunst van het door de lucht rijden, want hij beweegt zich per schimmel voort over de daken. Knecht Oel is veranderd in Zwarte Piet en het zaaigoed in pepernoten. De rookgaten zijn nu schoorstenen. De offergaven van de Germanen zijn de wortel en het hooi geworden die de kinderen in hun schoen stoppen voor het paard. De Sint is een gekerstende Wodan.
En zo zijn er meer laagjes. Maar wat is de moraal van deze toverbal? Dat mensen in de loop van de tijd op een vrolijke en creatieve manier en lekker inconsequent aanrotzooiden met betekenissen. Ze trokken lijnen door, braken ze ook weer af en vergaten de dierbaarste betekenissen. Dat gebeurde vooral bij ingrijpende veranderingen in de tijd, zoals de kerstening. In onze tijd zorgt globalisering ervoor dat veel meer zingevingsrepertoires mee gaan doen – inbegrepen de vele betekenissen van de kleur zwart.
Net als elk spel moet ook het Sint-spel met ernst gespeeld worden èn met een knipoog. De ernst overweegt de laatste tijd een beetje. Sabbel de toverbal af en red de relativerende knipoog!
73-041214
NB In verband met spam worden reacties op columns in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.