In bijna alle kerkelijke gemeenten vindt in de septembermaand de startzondag plaats. Het is een nieuwkomer naast alle bijzondere zondagen op de liturgische kalender. Toch is deze zondag inmiddels al tot traditie verheven. Tegen alle leegloop en vergrijzing in wordt de start van een nieuw kerkseizoen ritueel en feestelijk gemarkeerd, alsof men zeggen wil: business as usual. Zou het kunnen dat de startzondag zo nadrukkelijk gevierd wordt omdat de aantallen kerkgangers op veel plaatsen slinken?
Ik maak deze startzondag mee in de Doopsgezinde Gemeente waarin mijn vrouw en ik actief zijn. Ik participeer in de dienst en heb een rol te spelen. Tegelijk observeer ik. Dat is mijn beroepsdeformatie als antropoloog. Wat neem ik waar?
Vanuit mijn dubbele perspectief maak ik een dienst mee die in liederen, gebeden en preek ruimte laat voor verscheidenheid. Geloven is zoeken, veel meer dan vinden. God is moeilijk te benoemen en daardoor afgestemd op de inzichten en beleving van de enkeling. Jezus wordt een symbool van het ware menszijn genoemd, en ieder kan daar het hare en zijne bij denken. We luisteren naar een nummer van Stef Bos en Frank Boeijen, ‘Alles is lucht’, net als de preek geïnspireerd op het bijbelboek Prediker. Na de preek praten we een kwartier lang in kleine groepjes door. ‘Open ruimte’ heet dat in Doopsgezinde kringen.
Eigenlijk is de hele aanpak zo eigentijds dat je je af kunt vragen waarom men hier geen stoelen tekort komt. Kennelijk hebben de wegblijvers geen idee dat wat hier gebeurt, voortreffelijk aansluit bij hun eigen individuele invulling van het antwoordformulier met levensvragen. Hun beeld van kerkzijn is dat van hun laatste kerkdienst en dus hopeloos gedateerd.
Na de dienst is er koffie met iets lekkers, waarna de activiteiten van het komende seizoen op meestal ludieke en creatieve wijze worden gepresenteerd. Er staat veel op het programma. Dat meer dan de helft van deze gemeente boven de 65 is, valt niet af te lezen uit het brede aanbod dat langs komt. Er lopen hier duidelijk heel wat energieke senioren rond. Als ik bovendien in aanmerking neem dat in deze toch al kleine en vergrijsde gemeente het aantal geregistreerde volwassen leden en belangstellenden (‘vrienden’ genoemd) in 10 jaar tijd, vooral doordat leden overleden, van ruim 160 naar ruim 100 is gedaald, dan ben ik verrast door het scala aan bezigheden. Niet minder dan twaalf groepen en groepjes presenteren zich. Dat gaat van een kring ‘Geloven in deze tijd’, via eetgroepen die eens per maand samen de maaltijd gebruiken, naar een koortje in oprichting en poëziemiddagen. Opvallend is daarbij dat aan sommige van deze activiteiten nogal wat mensen meedoen die niet tot deze gemeente behoren. Kennelijk hebben die als outsiders ontdekt dat hier interessante dingen gebeuren.
Tegelijk kent deze gemeente zorgen, want hoe kleiner de gemeente wordt, hoe zwaarder het valt de begroting in de zwarte cijfers te houden. De mensen van buiten die aan activiteiten meedoen, betalen daar meestal wel iets voor, maar ze dragen niet echt substantieel bij. Dat betekent dat minder mensen meer zullen moeten gaan bijdragen om deze gemeente in stand te houden. En dat terwijl veel van wat hier gebeurt best meer mensen zou kunnen aanspreken. Gelet op de sfeer en de voornemens voor dit seizoen slaagt deze gemeente glansrijk voor de kritische test die de moderne zingevende mens hanteert. Een aantal buitenstaanders heeft dat kennelijk al door en heeft de weg gevonden, maar er zijn er vast veel meer.
Een positief signaal is dat terwijl het aantal leden daalt, het aantal ‘vrienden’ in de laatste tien jaar niet kleiner is geworden en eerder iets is toegenomen. De vrienden maken nu een derde uit van de volwassenen die bij deze gemeente betrokken zijn. Kennelijk is de status van vriend aantrekkelijk voor wie zich niet zo definitief wil binden – en dat is wel de overwegende houding tegenwoordig. Met het aanbod van zo’n kennismakingsrol kun je als gemeente de levensbeschouwelijke markt op, zou je zeggen, zeker als al een flink deel van je gemeente uit vrienden bestaat. Overigens kunnen vrienden, als ze dat willen, voluit meedoen in het werk van de gemeente.
Er zit dus iets paradoxaals in deze gemeente. Ze lijkt gezien de statistieken qua aantal en leeftijd te beantwoorden aan de trend van kerkelijke leegloop en vergrijzing. Tegelijk heeft ze een product in handen dat het goed zou moeten doen op de zingevingsmarkt. De relatief grote groep vrienden wijst daar al op.
Misschien ontbreekt net die overmoed om, alle secularisatieverhalen ten spijt, gewoon te zeggen: we zijn helemaal klaar voor wat al die gelovigen-buiten-de-kerken wensen. Kijk maar. Er is bij ons ruimte voor verscheidenheid aan overtuiging en beleving. Dogma’s zijn allang afgezworen. De mensen in deze gemeente zijn op elkaar betrokken en hebben een open houding naar anderen. Doopsgezinden kennen geen ambten, waardoor de verhoudingen horizontaal en gemoedelijk zijn. In samenstelling benadert de gemeente de doorsnee van de Nederlandse bevolking. We zijn niet elitair en niet overmatig intellectueel. Deze gemeente is kleinschalig, waardoor iedereen gekend kan worden. Het lijkt er alleen op dat net die ene katalysator ontbreekt die een reactie op gang kan brengen.
Als ik dit allemaal als participerende waarnemer overweeg, kom ik tot de verzuchting: Het zou toch zonde zijn als dit huis voor de zingeving de deuren zou moeten sluiten? Eh…, zonde? Oh, is dat nou zonde?
04-110913
NB reacties op columns worden in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.