‘Het religieuze bevrijd van religie‘ – een boektitel die me nieuwsgierig maakte. Het motto van mijn website is ‘Religie lijdt onder macht – Spel komt haar bevrijden‘. Maar in deze boektitel is religie de dader, niet het slachtoffer. Toch dat boekje maar gelezen, want voor bevrijden ben ik altijd te porren.
De auteur is de Amerikaanse filosoof John Dewey (1859-1952). Het boekje bundelt drie lezingen die hij in 1934 hield aan Yale University. De oorspronkelijke titel luidt ‘A Common Faith‘, ‘Een gemeenschappelijk geloof / vertrouwen’. De Nederlandse titel klinkt een stuk intrigerender, maar beide titels dekken de lading.
Wat wil Dewey? Hij schaft de term ‘bovennatuurlijk’ af, en beperkt zich tot de natuurlijke, wetenschappelijke ervaring. De term ‘religie’ vindt hij nutteloos, maar ‘het religieuze’ is het kind dat hij niet met het atheïstische badwater wil weggooien. Ook verrassend: Hij houdt ruimte voor een godsbegrip. Allemaal wel op grond van zijn eigen definities natuurlijk.
Dewey omschrijft ‘het religieuze’ als ‘de unificatie van het zelf door toewijding aan bereikbare idealen, die de verbeeldingskracht ons verschaft en waaraan de menselijke wil gehoor geeft als waard om richting te geven aan onze wensen en keuzen’. Lees dat nog maar een keer! Dit ‘religieuze’ komt volgens Dewey pas echt tot zijn recht als de ballast verdwijnt die institutionele religies eraan hebben toegevoegd.
God definieert hij als ‘de actieve relatie tussen ideaal en werkelijkheid’ (‘actieve’ zet hij zelf cursief). Het actieve zit in de ‘eenheid van denken en handelen’ die de functie heeft het ideële en het bestaande met elkaar te verbinden. Het persoonlijke wezen dat de religies God noemen is overbodig, maar diens functie niet. Dewey’s ‘actieve relatie tussen ideaal en werkelijkheid’ heeft dezelfde functie als de persoonlijke God. Daarom mag je die relatie wat hem betreft ‘God’ noemen.
Resultaat: het religieuze wordt bevrijd van geïnstitutionaliseerde religie – de Nederlandse boektitel – en mensen delen een geloof of vertrouwen – de Engelse titel.
Uiteraard schrijft Dewey met de kennis van 1934. Hij denkt bijvoorbeeld vanuit een optimistisch kader waarbij vooruitgang, ontwikkeling en organische groei vanzelfsprekend zijn. Je hoort de echo’s van het maatschappelijk evolutionisme dat lang toonaangevend was. Het kan niet anders dan de goede kant opgaan. De wetenschap zorgt voor de juiste visie en de beste strategie.
Er stond in 1934 helaas nog veel te gebeuren waaruit zou blijken dat de mensheid enige moeite heeft om ideaal en werkelijkheid te verbinden. Nog erger: Mensen bleken in staat idealen tot werkelijkheid te verheffen die miljoenen mensenlevens zouden kosten.
Ik spiegel me aan Dewey. Met de benadering van religie als zingevingspel probeer ik, net als hij, het kind uit het atheïstische badwater te redden. Ook ik ben argwanend als het gaat om de macht van religieuze instituties. Ik deel zijn mening dat die religieuze bolwerken de ware aard van het religieuze spel verbasteren. Hij en ik benadrukken de rol van verbeelding en ervaring. Ook ik ben optimistischer dan de geschiedenis toelaat.
Tegelijk zie ik verschillen. Ik wil voorbij het nietes-welles-schema van gelovigen en atheïsten, van bovennatuurlijk en natuurlijk. Ik zoek het gemeenschappelijke geloof en vertrouwen in het zingevingspel met betekenissen. Ik pak niemands specifieke invulling van dat spel af, al stel ik wel twee voorwaarden: tolerantie en machtscontrole. De transcendente werkelijkheid die bij Dewey is voorbehouden aan religie, reserveer ik voor de overstijgende grotere gehelen waar gelovigen èn atheïsten mee worstelen. De wetenschappelijke betekenistoekenning, die volgens Dewey de beste kennis oplevert, levert niet betere kennis op dan religieuze zingeving, maar andersoortige kennis.
Uiteindelijk wens ik dat religie en wetenschap, met hun verbeeldingskracht, meehelpen de mensheid te bevrijden van de vier wereldwijde problemen waar Dewey nog geen weet van kon hebben: Armoede, geweld, vervuiling en conflicten van allerlei soort, de religieuze voorop. In Godsnaam – hoe dan ook gedefinieerd.
95-290515
NB In verband met spam worden reacties op columns in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.
ありがとうございます。水滴の美しさ、雫の希望、自分なりに感激しています。
Beste André,
Het theoretische deel van mijn dissertatie uit 2000 is grotendeels gebaseerd op en geïnspireerd door Dewey’s kentheorie. Iedere keer weer leuk om over zijn gedachten te lezen. Ik houd er opnieuw aan over dat wij ons eerst stevig met de empirische werkelijkheid moeten bemoeien en die proberen te verbeteren, voordat we gaan theoretiseren over God.
Hgr. Alma
‘Leuk’ en interessant!
Ik ben in 1979 begonnen met jongerencatechese (die later nogal is uitgebreid) en het eerste onderwerp is – nog steeds – ‘Het Religieuze’. Hoop dat Dewey geen auteursrechten claimt. Ik koos dat woord omdat ‘religie’ zowel godsdienst als een verzamelnaam voor van-alles-van-nietaarde kan betekenen, terwijl ik – nog voordat ik aan (mijn) geloof begin – het gereedschap wil benoemen dat – vind ik – ieder mens heeft om ‘naar Boven te kijken’, om te ‘Reiken naar oneindigheid’. Dat is de mens ingebakken. ‘God’ is dan nog niet terzake. Ik hanteer geen definitie, maar wijs op wat er gebeurt als men ineens bij een grensoverschrijdende ervaring ontdekt “Er moet iets zijn”, iets dat mij overstijgt. Dan is geloof of atheïsme nog niet aan de orde.
Kenmerkend voor Het Religieuze is bv. het transcendente, het verhevene, het mysterieuze, het heilige. Het gaat daarbij niet om de ervaring op zich maar om de vraag hoe kom ik aan die ervaring? Wat zit er achter? Kennelijk heb ik iets, wat is dat? Dan begint het serieuze ‘spel’. Daarna komt geloof en godsdienst op de proppen.
Voor wie meer wil: http://www.overgeloof.info