Christelijke denkers relativeren God, terwijl seculiere denkers juist het belang van religie, spiritualiteit en rituelen inzien. Dat is de pikante stelling van redacteur Jan van Hooydonk bij een special in zijn blad ‘Volzin’, over ‘Geloven aan God voorbij’.
Op zich is de stelling al een druppel-column waard. Maar ik heb een extra aanleiding: Van Hooydonk schaart mij onder die christelijke denkers. Ik moest daar wel om grinniken, vond het zelfs sjiek, maar dacht ook: hmmm? Hoe onderbouwt hij zo’n stelling?
Hij vergelijkt. Nu is vergelijken een vak apart. Hoe kies je de grootheden die je wilt vergelijken? Gaat het je om de verschillen, of juist om de overeenkomsten, of om allebei? Welke kenmerken kies je vervolgens voor je vergelijking? En welke negeer je?
Voor zijn vergelijking selecteert Van Hooydonk drie ‘christelijke denkers’ (Kuitert, Hendrikse en mijzelf) en vijf ‘seculiere denkers’ (Habermas, Groot, Kunneman, Van der Velde, De Botton). Als hij als gelovige deze auteurs vergelijkt, herkent hij bij de seculiere denkers zoveel overeenkomsten dat hij hen betitelt als geestverwanten. Oef, dat is even schrikken en slikken voor de christelijke denkers…
Maar welke kenmerken selecteert Van Hooydonk voor zijn vergelijking? Hij heeft het allereerst over ‘van oorsprong christelijke denkers die niet zelden ook met de kerk afrekenen’, en over ‘van oorsprong seculiere mensen die juist op zoek zijn naar nieuwe vormen van gemeenschap om het leven te vieren’. Zijn eerste vergelijkingskenmerk is dus de visie op de levensbeschouwelijke gemeenschap.
De andere kenmerken die Van Hooydonk hanteert, zijn niet steeds dezelfde voor christelijke en seculiere auteurs. De christelijke denkers relativeren volgens hem het godsbeeld. Van de seculieren zegt hij dat ze het waarderen dat in religies essentiële zaken aan de orde worden gesteld. Dat heeft met godsbeeld en transcendentie te maken, maar ook met ritueel, spiritualiteit en maatschappelijke kwesties. Wat de christelijke denkers over die thema’s zeggen, laat Van Hooydonk buiten de vergelijking.
Ik vraag me af of zijn manier van vergelijken die pikante stelling echt waar maakt. Immers, welke auteurs zet je bij elkaar en vergelijk je, welke plaats geef je aan verschil en overeenkomst, en welke kenmerken kies je als relevant voor beide tegenpolen?
Maar er is wat mijzelf betreft meer. Dat ik bij de christelijke denkers word ingedeeld, is een hele eer, maar verdien ik die wel? Mijn boekje ‘God 3.0’ heeft als ondertitel ‘Voorbij godsdienst en atheïsme’. Ik zoek voor gelovigen èn humanisten een manier om de tegenstelling religieus versus seculier te overstijgen. Ik wil daarom bij de christelijke èn de seculiere denkers horen. Mijn vergelijking zoekt meer naar wat hen verbindt dan naar wat hen scheidt.
Mijn soort benadering van geloof in God past bovendien niet goed in het vergelijkingskader dat Van Hooydonk hanteert. Hij schrijft dat ik geloof een vorm van spel noem. Correct. Daaraan verbindt hij de conclusie dat ik het godsbeeld relativeer. Nee dus. Ik weet dat spel een ingewikkeld begrip is en de connotatie heeft van betrekkelijkheid: ‘het is maar een spelletje’. Maar veel belangrijker is voor mij een ander kenmerk, namelijk dat er altijd in volle ernst gespeeld moet worden. Op die manier rehabiliteer ik religie, inclusief het godsbeeld.
Trouwens, ik reken niet af met de kerk. Ik wantrouw instituties, omdat het risico levensgroot is dat er niet kosher met macht en zingeving wordt omgesprongen, maar verder ben ik nog nooit zo actief geweest in de kerk als nu bij mijn Doopsgezinde Gemeente.
Ik bedoel maar, elke vergelijking loopt tegen haar eigen grenzen op. Dat is per definitie zo. Maar je merkt het nog meer als je zelf voorwerp van de vergelijking bent…
68-311014
NB In verband met spam worden reacties op columns in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.
Misschien niet teveel naar de standpunten kijken, maar naar de belangen?
Van Hooydonk maakt naar mijn idee een onderscheid tussen denkers die wel en niet in een hogere macht geloven. Lijkt mij het meest relevante kenmerk. Was het overigens niet zo dat je in God 3.0 het godsbeeld relativeert? Alles verandert toch continue, zo ook je godsbeeld? Ook als je het spel ernstig speelt, pin je dat juist niet vast.
Wat ik uitprobeer, is om niet langer vanuit de gevestigde dualismes te denken, zoals wel en niet in een hogere macht geloven. De spelbenadering maakt dat – denk ik – mogelijk. Daarin sneuvelt ook de tegenstelling ernst versus spel.
In termen van de oude tegenstellingen relativeer ik inderdaad, maar dat geldt dan vooral de absolute en exclusieve claims, dus het dualisme zij / wij. Verder pak ik niemand iets af, in tegenstelling tot anderen die de ui rok na rok afpellen. Van mij mag iedereen bij zijn eigen, al dan niet veranderende, godsbeeld en zingevingspel blijven, met alles erop en eraan. Wel hoop ik dat zo iemand door heeft hoe de (doel)macht werkt, èn doorwerkt in de geloofsovertuigingen.