De keuze tussen rekkelijken en preciezen lijkt een typisch Nederlands dilemma, maar is universeel ingebouwd in het menselijke zingevingsproces. Iedereen zit gevangen tussen strak en soepel, de veilige haven en het ruime sop. Wat is wijsheid?
Ik moest aan dit dilemma denken toen ik het verslag las van het SP-congres van vorig weekend. Roemer kapittelde de PvdA omdat die de ware aard van het socialisme verkwanselt in een regering met de VVD. Ideologisch precies bestreed ideologisch rekkelijk.
De termen ‘rekkelijk’ en ‘precies’ hebben hun oorsprong in godsdienstige twisten in het begin van de 17e eeuw. Remonstranten (rekkelijk) en Contraremonstranten (precies) twistten over de rolverdeling tussen mens en God. Hoe verhoudt zich menselijke verantwoordelijkheid tot goddelijke voorbeschikking? Dat was de vraag. Maar het ging om veel meer, zoals gebruikelijk bij ogenschijnlijk religieuze conflicten. De precieze Prins Maurits wilde de oorlog tegen de Spanjaarden hervatten, terwijl raadspensionaris Johan van Oldebarnevelt (rekkelijk) op vredesoverleg aanstuurde. Maurits pleegde een coup. Oldebarnevelt werd op het Binnenhof onthoofd. De Synode van Dordrecht (1619) koos partij voor de preciezen. Roerige tijden.
Het onderscheid werkte lang door. Toen ik in 1959 als eerstejaars student lid werd van een reformatorische studentenvereniging, moest ik nog mijn handtekening zetten onder de ‘Drie Formulieren van Enigheid’, door bovengenoemde Synode 340 jaar eerder als belijdenisgeschriften vastgesteld. Preciezen hebben de wind van de tijd in de rug. Ik zat toen in het kamp van de preciezen, al was ik geen overtuigd of overtuigend voorbeeld en viel het in de praktijk van het verenigingsleven wel mee met die orthodoxie.
Intussen heb ik mij met mijn boek ‘God 3.0’ bekend tot een godsbegrip dat zowel preciezen als rekkelijken ruimte biedt, al is daarvoor wel enige tolerantie vereist plus een kritische kijk op machtsprocessen. Rekkelijken kunnen die meestal wel opbrengen, voor preciezen ligt dat wat ingewikkelder. De ruzie in de 17e eeuw ging over fundamentele vooronderstellingen die ook aan de orde komen in het mensbeeld dat ik in mijn boek bepleit. Mijn voorstel spoort met de vrijheid en verantwoordelijkheid die de Remonstranten destijds opeisten. Mensen zijn betekenisgevers en hebben een flinke speelruimte. Die kunnen ze uitgebreid benutten. Bijvoorbeeld om van mening te verschillen over de rolverdeling tussen mens en God. Of om te bedenken wie God is. Met dit mensbeeld als uitgangspunt verenigt God 3.0 veel godsbegrippen in zich, en niet alleen christelijke.
Is het godsdienstige twistpunt van de 17e eeuw intussen omgevormd tot een ideologische kwestie tussen socialisten? Of zelfs tot een indeling, voor dagelijks spraakgebruik, van menstypen met stereotype mentaliteiten? Nee, de vraag naar de rolverdeling tussen God en mens is nog altijd actueel. En nog steeds gaat het om staatsgrepen en onthoofdingen. De menselijke betekenisgeving is ook nu nog in staat te bedenken dat een goddelijke orde opgelegd moet worden aan de hele samenleving en dat alle middelen om dat voor elkaar te krijgen gewettigd zijn.
God 3.0, inclusief tolerantie en kritische kijk op machtsmisbruik, kan de 21e eeuw iets veiliger maken. Haar komst is dringend gewenst, of het nu om de conflicten in het Midden-Oosten gaat, of om de eigen Nederlandse samenleving, of om de opstekende homofobie van Amerikaans-evangelische of Russisch-orthodoxe oorsprong – of vul maar aan. In ieder geval kan ze ons bevrijden uit de gevangenschap waarin tegenstellingen als die tussen rekkelijken en preciezen ons vast zetten. Misschien leidt haar komst wel tot andere ‘Formulieren van Enigheid’…
36-280214
NB In verband met spam worden reacties op columns in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.