Het was even schrikken. Lees ik een mooi artikel over populisme in misschien wel het beste weekblad van Nederland, De Groene Amsterdammer, en kom ik tot de conclusie dat ik mezelf populist mag noemen.
Ik neem het namelijk al een poosje op voor het volk van gelovigen, van allerlei levensbeschouwingen. Mijn stelling is dat een levensbeschouwelijke elite de zingeving van die gelovigen veel te veel bepaalt. Ik probeer dat in gewone-mensentaal uit te leggen. Ik doe dat zo nuchter mogelijk, maar tussen de regels schuilt toch ook boosheid. Uit mijn Braziliaanse tijd nam ik sympathie voor de bevrijdingstheologie mee, waarin het volk, ‘o povo’, zo ongeveer de hoogste autoriteit is, na God dan. Dat volk begrijpt de bijbel veel beter dan de elite van theologen.
Ik ben dus eigenlijk een populist, weliswaar een levensbeschouwelijke, maar een populist.
Maar wacht eens, met mijn CV hoor ik toch bij de elite? Zet ik me tegen mezelf af?
Toch maar even verder gezocht en gelezen. Wat is eigenlijk de definitie van ‘populist’? Daar blijken de geleerden van de elite het niet over eens te zijn. Er circuleren allerlei profielen, het een nog typerender dan het andere. Ik stapel er een paar op elkaar.
Een populist is iemand die zich afzet tegen elite en establishment. Hij (zij is inbegrepen) voelt zich weggedrukt en wil daarom delen in de macht. Vanuit wij/zij-denken geeft hij een categorie van ‘anderen’ overal de schuld van. De schaalvergroting van de globalisering ziet hij als bedreigend. Hij is trots op een nationalistische identiteit. Hij is gevoelig voor een charismatisch leider met een volks taalgebruik. Die leider werpt zich op als woordvoerder van ‘het volk’. De populist verdedigt geen ideologie en staat dus open voor welke waarden dan ook, linkse of rechtse, alles is mogelijk. Hij uit zijn boosheid en houdt zich daarbij niet aan de democratische spelregels die de elite bewaakt.
Ben ik nu nog steeds een populist? Volgens deze profielenstapel grotendeels absoluut niet, maar kleinendeels weer wel. Een zwaar afgeslankte populist dus. Maar op hoeveel kenmerken moet je scoren voordat je als populist te boek staat?
Een kleine moeilijkheid is daarbij dat populisten zichzelf niet zo betitelen. Ze worden zo aangeduid door de elite – die zij juist bestrijden. Die elite bepaalt de criteria.
Maar hoe objectief zijn die criteria dan? Trouwens, dat ik tegelijk bij die elite hoor èn een beetje populist kan zijn, geeft ook te denken. Een volbloed populist zou omgekeerd elitaire trekjes kunnen hebben.
Conclusie? Per saldo is het hele populisme-debat een uiting van die onvolkomen betekenistoekenning die typerend is voor de mens als knappe knoeier. Het blijft behelpen. Elke term heeft teveel betekenissen om helder te kunnen zijn. Maatschappelijke processen (b.v. verkiezingen) en gebeurtenissen (b.v. de komst van vluchtelingen) bepalen bovendien de betekenisgeving en sturen die aan. De media, inclusief social media, zijn toonaangevende toekenners van betekenis.
Telkens als het woord ‘populist’ gebruikt wordt, moet je dus eigenlijk vragen: Wie gebruikt het, met welk rijtje kenmerken, in welke context, en voor welk doel?
Het voornaamste doel lijkt tot nu toe: polariseren. Zowel de spraakmakers van de elite als de door hen gelabelde populisten doen daaraan mee. Tweedeling is altijd de gemakkelijkste manier van indelen.
Maar als falende betekenistoekenning het probleem is, hebben beide kampen dezelfde handicap. Als iedereen zich daarvan bewust wordt, zou het grote ontpolariseren kunnen beginnen.
De discussie zou eerst maar eens moeten gaan over de betekenisrepertoires die over en weer gebruikt worden, inbegrepen stereotype betekenistoekenning. Als de woordenschat van alle woordvoerders bekeken wordt op onderliggende betekenislagen, krijg je al een heel ander plaatje. Wat bedoelt men wederzijds met volk, elite, boosheid, macht, democratie, globalisering?
Een prima oefening zou vervolgens zijn om, in het volle bewustzijn van die verwarrende betekenisgeving, het profiel van de populist opnieuw te formuleren, los van alle polarisatie. Zo’n aanpak vergt wel een luisterhouding en oprechte aandacht voor het stamelen van de ander, ook al lijkt die welbespraakt. Frustratie kan dan kantelen naar betrokkenheid, vijanddenken naar dialoog. Gemeenschappelijke waarden en identiteiten komen in zicht. Samen kan men van de problematische wereld nog iets proberen te maken.
Om die kanteling te laten slagen, wil ik best wel voor populist doorgaan.
150-091216
NB In verband met spam worden reacties op deze column in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.
Een aantal van de categorieën past op ene rabbi Jezus. Hij sprak eenvoudige taal, was tegen het joodse establishment van Farizeeën en Sadduceeën. Maar hij was tevens een beetje een internationalist in zijn omgang met de Samaritaanse vrouw en met Romeinse officieren.
Luther wilde “dem Volke aufs Maul schauen” met zijn bijbelvertaling. Maar bij de Bauernkrieg ging hij de mist in, dat was hem te veel populisme.
Inderdaad, André, het is altijd goed opletten wie in welke context en met welk oogmerk de term populisme gebruikt. En… dédain t.o.v machtelozen die zich willen uiten is wel het laatste wat helpt.