De uitdrukking ‘moet kunnen’ is deel geworden van het dagelijks taalgebruik. Op het eerste gehoor is het een teken van toenemende tolerantie. Of klinkt er toch enige twijfel in door?
De alledaagse taal verandert voortdurend. We hebben dat niet zo in de gaten. Je merkt het zodra mensen uit verschillende generaties met elkaar in gesprek raken. ‘Opa, wat bedoelt u? Slechts? Niettemin?’. Als ik mijn kleinzonen een kinderboek voorlees dat ik ooit aan hun vader heb voorgelezen, moet ik de tekst aanpassen om het verhaal over te laten komen.
Eigenlijk vind ik dat wel mooi. Taal leeft. Ze weerspiegelt de veranderende samenleving en cultuur. Én de veranderende moraal.
‘Moet kunnen’ is daar een voorbeeld van. Je hoort het steeds vaker. Naburige uitdrukkingen zijn ‘daar is niks mis mee’ en ‘waarom níet?’. ‘Moet kunnen’ is handig als je een lange discussie over voors en tegens wilt voorkomen. Je trekt alvast de conclusie, in de hoop dat iedereen instemmend knikt. Zo vermijd je dat iemand toch even snel een ander standpunt inneemt.
Als de uitdrukking valt, gaat het bijna altijd om gewoonten die vroeger niet konden en die nu getolereerd worden. Mogelijk bestonden ze niet eens en zijn ze pas kortgeleden aan ons keuzepakket toegevoegd. Een enkele keer gaat het om op zich onschuldige nieuwe gewoontes, zoals het drinken van gekoelde rode wijn. Maar meestal zijn er morele keuzes in het geding.
Wat moet kunnen? Het kan om softdrugs gaan, of het ontbinden van een voor het leven gesloten huwelijk. Om een gewaagde grap van een cabaretier of een cartoon die net op het randje is. Het naaktstrand wordt besproken of extravagant vertoon tijdens de gay parade. Maar de uitdrukking kan ook vallen in zware gesprekken over abortus of euthanasie.
Hoewel de conclusie al vast lijkt te staan, verraadt ‘moet kunnen’ enige onzekerheid. Want kennelijk kan het ook níet kunnen en is er wél iets mis mee. Er wordt een grens verlegd en het spreekt niet vanzelf dat iedereen daarin mee gaat. Misschien gaan de veranderingen wel iets te snel. Of je kiest de weg van de minste weerstand door het zonder veel discussie te accepteren: ‘moet kunnen’. Je zou het zelf niet bedenken en echt overtuigd ben je ook niet, en toch ga je erin mee.
Hoe vaak de uitdrukking ook gebruikt wordt, de toepassing kent haar beperkingen. Niet alles verandert zo gemakkelijk. Er blijven altijd grensverleggingen over waarvan sommige mensen vinden dat ze ‘absoluut’ niet kunnen. Ik hoor Wilders en zijn kiezers nog niet zeggen: ‘Meer Marokkanen, moet kunnen’. De tolerantie-maan kan wel schijnen, maar heeft eenkennigheid als achterkant. Bondig samengevat heeft ‘moet kunnen’ als tegenhanger ‘ja, rot op, zeg!’. Soms letterlijk bedoeld.
De tolerantie waar ‘moet kunnen’ van getuigt, moet dus vooral niet overdreven worden. Er bloeien nog steeds geen duizend bloemen, ook al heet het dat iedereen zijn eigen keuzes mag maken. Afwijken mag, maar wel binnen beperkte grenzen.
‘Moet kunnen’ staat symbool voor het onzekere uitproberen van nieuwe samenlevingsvormen. Deel van de aanleiding komt van de individualisering, een ander deel van multi-samenleving: cultureel, etnisch, religieus. Het is een subtiel spel, waarbij niemand opkijkt van een hoofddoekje, maar wel van een nikab. Het blijkt behoorlijk moeilijk om het ‘nieuwe wij’ te definiëren.
Moet ‘moet kunnen’ kunnen? Met de taal als morele barometer is in ieder geval niks mis.
57-150814
NB In verband met spam worden reacties op columns in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.
Oud-minister Jan de Koning werd onder meer bekend door zijn politieke lijfspreuk: Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. Dat zit heel dicht bij “moet kunnen”, maar heeft vooral een pragmatische inslag: in een ingewikkeld wordende samenleving met veel regels en valkuilen ontkom je er niet aan je eigen slag te slaan. Moet maar kunnen… Het “moeten” in de eerste zin (zoals het moet) stamt uit de tijd dat je je strikt aan de algemeen bekende regels en ook normen hield, of althans wilde houden. Zit er dan niet een wending in, niet zozeer naar meer tolerantie voor anderen, als wel meer tolerantie voor jezelf?