In het begin was er de betekenis. Aarzelend gingen we er mee om. We zagen de wereld, we zagen onszelf. Waar leefden we? Wie waren we?
Wij zijn een riviervolk. Soms wagen we ons in het bos. Op een dag hoorden onze allereersten in het bos een stem. Die vroeg: Wat willen jullie? Daarna hoorden ze twee klanken die ze niet goed verstonden. Alsof het woorden uit een andere taal waren, van een bosvolk.
Onze allereersten wisten niet wat te antwoorden. De stem drong aan: Wat kiezen jullie? Om toch iets te antwoorden bootste iemand een van de twee klanken na.
Sindsdien is het kwaad in de wereld. Verkeerd gekozen.
Woorden zijn als de vissen bij ons in de rivier. We hebben een klein schepnetje, katilo, waar we mee duiken om de vis te vangen die we zien zwemmen. Vissen zijn glibberig en moeilijk te pakken. Net woorden.
De vis gaat onze mond in, de woorden zwemmen eruit. Zo leven we.
Vissen voeden ons. Dat is goed. Woorden stichten kwaad.
Zo is het sinds mensenheugenis. Dit is ons verhaal over het kwaad. Vang de woorden!
(Vrij naar een mythe van de Wagenia, vissersvolk langs de Kongo-rivier, bijna vijftig jaar geleden gehoord.)
181-201017
NB In verband met spam worden reacties op deze column in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.
Dit zijn de echt leuke verhalen – dat het kwaad er is, en dat er geen reden voor is (zoals “toen de mensen sliepen kwam er een vijand….” zomaar, zonder reden, jaloers? Boos? Maar hij zaaide onkruid.)
Paul
André, geef me maar een vangnet voor de woorden en dan moet het goede (vis)voedsel de goede woorden er maar uithalen – dacht ik zo.