In 2010 nam Harry Kuitert (1924-2017) het eerste exemplaar in ontvangst van mijn boek ‘Zingeving als spel: Over religie, macht en speelse spiritualiteit’. Ik had hem uitgenodigd omdat hij kennis had gemaakt met synodale machthebbers die het zingevingspel versjteerden. En ook omdat hij oog had voor het menselijke spelen met betekenissen. Zo had hij de scholastiek ‘een grandioos spel’ genoemd.
Ik wilde hem ook wel uitdagen. Kuitert liet op zijn pelgrimsweg steeds iets weg uit het rugzakje van het christelijk geloof. Mijn spelrecept was: gun elk mens zijn eigen levensbeschouwelijke bagage, maar laat vooral zien dat iedereen, gelovig èn ongelovig, speelt met betekenissen.
Kuitert zei na afloop: ‘Je hoort nog van me’. Een paar maanden later mailde hij een uitgebreide reactie. Hij had zo zijn bedenkingen. Het spel was voor hem uit zodra hij het door had. Godsdienst bestond bovendien niet zonder machtsuitoefening. Dus als ik probeerde gelovigen uit het diensthuis van hun religieuze machthebbers te leiden, hield hun religie dan niet op te bestaan? Uitnodigende doordenkers, begin van een gedachtewisseling.
Ik bleef per saldo mijn spelrecept toch maar uitspelen. Immers, je kunt in het spel opgaan en vergeten dat je speelt. Spel vergt ernst. En macht is weliswaar alomtegenwoordig, maar kan wel kritisch en hinderlijk gevolgd worden.
Aan het eind van ons mailgesprek kwam Kuitert toch een eindje mijn kant op: ‘Ik ben helemaal in jouw lijn als ik de psalmen van mijn jeugd bezig ben te zingen, zelfs op de fiets, en merk dat ze me nog steeds kunnen ontroeren.’
Dat vond ik een mooi voorbeeld van speelse spiritualiteit.
176-150917
NB In verband met spam worden reacties op deze column in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.
Dag André,
Een interessante, toch ook wel dierbare herinnering aan deze man, lijkt mij. Natuurlijk heeft hij veel overboord gezet, maar anderzijds zorgde hij ook voor beweging, in ieder geval bij mij. Het feit dat een theoloog zo kritisch met de Bijbel omging en geen enkel onderwerp schuwde, was in mijn (gereformeerde) omgeving midden en eind vorige eeuw ongekend. Je hoeft het absoluut niet in alles met hem eens te zijn, maar hij schudde op en dat gaf ruimte. Hij leerde je met eigen ogen te kijken en vooral te lezen en te begrijpen (voor zover dat met zulke oude literatuur mogelijk is). Gisteren nog een psalm gelezen (psalm 60), waarin de vijanden van Israël met Gods hulp vernietigend worden verslagen. Het lijkt Noord-Korea wel. En inderdaad, mede door toedoen van Kuitert doet het verhaal van Israël er voor veel mensen niet meer toe. Echter, wie maakt hier de balans op? Maar, en dat vind ik van belang in dit verband, een ander kan nooit verantwoordelijk gehouden worden voor wat jij wel of niet gelooft, zeker niet als je volwassen bent en je eigen weg mag gaan.
Vriendelijke groet,
bert tolsma
Ja, ja!! “Het spel is voor mij uit zodra ik het door heb”.
Dát is eigenlijk een professorale en heel diepzinnige reactie op jouw “Zingeving als spel”.
Daar zou je eigenlijk over door moeten praten met elkaar.
Vind ik een interessante column van je naar aanleiding van Kuiterts dood.
Dag André,
Je hebt gelijk toch maar met jouw speltheorie en dus jouw spel door te gaan. Kuitert was misschien toch nog zoveel Calvinist dat de ‘ernst des levens’ hem lang bleef aankleven. En misschien moet een mens het spelkarakter al lange tijd hebben doorzien om weer tot enige ernst over te durven gaan. Ephimenco schreef onlangs in Trouw dat hij steeds meer besefte dwars door alle rationaliteit heen een cultuurkatholiek te zijn geweest en, ouder wordend, steeds meer wordt.
Ik citeer verder een kwatrijn van Omar Khayyam, uit zijn Rubaiyat:
“Wij zijn niet anders dan een schimmig stel
figuurtjes op een scherm, soms niet, soms wel
bewogen rond de zonnelamp, bestuurd
te middernacht door de Eigenaar van ’t spel “(LXVIII)
Het verschil met Omar Khayyam is wel dat in jouw visie wij zelf het spel spelen en de Eigenaar niet te zien krijgen, of soms… toch even?
“Speelse spiritualiteit”. Toch zit me het niet lekker. Een goed gevoel uit je jeugd overhouden en daar later principieel tegen in het openbaar verkondigen. Is het niet zo dat ‘spel’ inhoudt dat in die verkondiging spelmomenten, openingen, aanwezig moeten zijn?
Ik ken het werk van Kuitert niet; mij lijkt dat hij last had van macht(hebbers). Misschien dat daardoor ‘eigen’ geloof (in je jeugd) geen kans heeft gekregen? Is dan het spel niet dat jeugd – macht het spelonderwerp is?