Integratie is een vreemde term. Het woord vooronderstelt een wij-zij-denken, maar dat wordt al enkele eeuwen door onszelf uitgehold.
De term suggereert dat mensen die integreren ergens deel van dienen te worden. Wie integreert moet veranderen. Niet datgene waarin z/hij integreert. ‘Zij’ moeten integreren in wat ‘wij’ samen zijn en hebben. Worden zoals wij.
Maar dat hele wij/zij-perspectief is achterhaald. De oude grenzen tussen ‘wij’ en ‘zij’ zijn we al geruime tijd aan het perforeren. Het begrip ‘integratie’ suggereert iets dat niet spoort met onze huidige situatie.
De natiestaat waarin geïntegreerd zou moeten worden, is mede door ons eigen toedoen deel geworden van een wereldwijd geheel. Nederland gebruikt al sinds de koloniale Gouden Eeuw de hele wereld voor haar welvaart, en de huidige vaderlandse multinationals doen niet anders. We verdienen als betrekkelijk klein land een groot deel van het nationaal inkomen buiten de eigen grenzen. Dat besteden we voor een deel weer buitenslands, bijvoorbeeld als toeristen. Toch hebben we het ouderwets over integratie, terwijl het planken vloertje onder die term steeds harder kraakt.
Iedereen is nu wereldwijd met iedereen verbonden. De nieuwkomer is een vertegenwoordiger van die grote wereld. En die zou dan moeten integreren in een samenleving die hem, als migrerende wereldburger, in belangrijke mate vertrouwd is en waar hij al ruimschoots in deelneemt?
‘Wij’ zwerven al eeuwen over de wereld. Maar als ‘zij’ ons voorbeeld volgen, al dan niet vrijwillig, laten we hen eerst integreren. Maar waarin? In een sterk geglobaliseerde samenleving.
Natuurlijk zijn er relevante verschillen, vooral van religieuze en politieke aard en ook in de deelname aan welvaart. Maar ‘integratie’ focust op die verschillen en miskent de overeenkomsten.
Als je de integratieproblematiek zo bekijkt, zijn er minstens drie gevolgen.
1. De oudkomers zouden best een integratiecursusje kunnen gebruiken om te ontdekken in welke geglobaliseerde wereld ze al sinds hun geboorte wonen en meedoen.
2. De nieuwkomers kun je verwelkomen als medemensen en herkennen als dezelfde wereldburgers die wij al lang zijn, ook al vertegenwoordigen wij en zij geheel eigen varianten.
3. De nadruk ligt nu op verschillen – die weggewerkt zouden moeten worden. Maar als het om integratie gaat, werken overeenkomsten veel beter dan verschillen.
256-181019
NB In verband met spam worden reacties op deze column in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.
(Anoniem, naam bij André bekend)
Als taalcoach van een Syrische vrouw ben ik steeds weer verrast hoeveel overeenkomsten er tussen ons zijn, wat mooi om dit mee te mogen maken. Ook het aan de zijlijn mee mogen leven met haar gezin is voor mij een cadeau.
We beleven samen vele grappige, mooie en intense momenten.
Eigenlijk zijn er meer overeenkomsten dan verschillen.
Binnenkort krijg ik waarschijnlijk een Egyptische vrouw als taalmaatje en de Syrische vrouw en haar gezin zijn nu mijn vrienden geworden… wat een rijkdom.
Deze ervaringen gun ik iedereen; ik denk dat veel tegenstanders zachter in hun oordelen zouden worden en het samenwonen in Nederland daardoor een stuk makkelijker zou kunnen zijn.
Dag André,
Uitdagend stuk over ‘Integratie’.
Jouw stelling: “Integratie focust op verschillen en miskent de overeenkomsten”, ben ik in al die jaren dat ik met deze thematiek bezig ben geweest – als docent op sociale academie de Horst en in mijn werk met Roma in Midden- en Oost-Europa – maar zeer sporadisch tegengekomen. Mij is deze stelling uit het hart gegrepen en ben blij in jou ‘een gelijkgestemde’ te vinden.
In de jaren 70 en 80 had integratie nog elementen in zich van een relatie tussen een meerderheid en een minderheid. De politieke verhoudingen en ook het academisch debat waren nog zó dat je openlijk kon zeggen dat er zowel bij de meerderheid als bij de minderheid belemmeringen besproken en weggenomen moesten worden om tot een succesvolle integratie te komen. Langzamerhand werd de machtsfactor die in deze relatie speelt steeds duidelijker en ontaarde het begrip integratie in assimilatie. “Jullie moeten worden zoals wij”.
Je kunt je afvragen wie er belang bij hebben om deze stelling in stand te houden?
1. Nationalistische bewegingen leggen het accent op wat kenmerken zijn van hun natie, waarmee zij zich onderscheiden van andere naties. Om hun achterban bij elkaar te houden moeten zij het wij-zij-denken aanwakkeren.
2. Journalisten, wetenschappers en zg. deskundigen die zich specialiseren op een bepaalde bevolkingsgroep, op een bepaald land zijn geneigd om juist de verschillen tussen ‘ons’ en ‘hen’ uit te vergroten. Het toont hun zgn. deskundigheid; hiermee wordt je verhaal interessant.
Mijn uitgangspunt is steeds: wat zou ik doen als ik in dezelfde omstandigheden zou verkeren?
Waarom zijn we niet méér geïnteresseerd in waarom inwoners met een migratieachtergrond doen zoals ze doen. Vaak blijkt dat er heel reële en invoelbare motieven zijn voor hun handelen.
Eén voorbeeld: bewoners in een zgn. achterstandswijk hebben de neiging om alles wat van buiten komt als bedreigend en vijandig te beschouwen. Wie belt aan de voordeur komt van buiten; vertrouwd volk komt achterom. Roma hebben op basis van eeuwenlange vervolging door lokale overheden een basaal wantrouwen jegens hen ontwikkeld. Een treffende overeenkomst vanuit dezelfde soort ervaringen.
Zelf gebruik ik het woord ‘participatie’ i.p.v. integratie. Participatie is dynamischer, duidt op een actieve handeling, zonder de negatieve associatie met assimilatie.
Het gaat erom dat vluchtelingen, inwoners met een migratieachtergrond de kans krijgen én de kans nemen om gelijkwaardig te kunnen participeren in onze samenleving. Wat is daarvoor nodig? Welke belemmeringen aan beide zijde moeten hiervoor worden weggenomen?