Is er verband tussen ergens bij horen en ergens in geloven? Horen mensen bij een groep omdat ze de ideeën en praktijken van die groep aantrekkelijk vinden, of hangen ze een bepaalde geloofsovertuiging aan omdat ze bij een groep horen?
Een paar jaar geleden zat ik in een werkgroepje van de plaatselijke Protestantse Kerk (PKN). Dat groepje moest beleid uitstippelen voor de volgende tien jaar. De aanleiding was de terugloop in ledental en inkomsten. In dat werkgroepje zaten vertegenwoordigers van de vier wijkgemeenten, elk met een eigen identiteit. Een vertegenwoordiger uit de evangelicale wijk hamerde er in onze gesprekken op dat een duidelijke identiteit noodzakelijk was. Alleen als je een eenduidige boodschap had, overleefde je.
Ik had daar zo mijn twijfels bij. Mijn eigen wijkgemeente profileerde zich als open. Gelovigen van uiteenlopende snit lieten elkaar de ruimte. Juist het gebrek aan een eenduidige identiteit leek die wijkgemeente goed te doen. Er was een breed aanbod aan activiteiten, en mensen keken ondanks verschillen naar elkaar om.
Toch zette de evangelicale vertegenwoordiger mij aan het denken. Bij ons was er krimp, bij zijn wijkgemeente groei. Kwam dat door de onmiskenbaar heldere identiteit? Of was er meer aan de hand?
Ik moest toen denken aan een theorie uit de godsdienstsociologie, over het verband tussen groep en geloof. In deze theorie, die teruggaat op Émile Durkheim (1858-1917), wordt religie gezien als de cultus van de groep. Het lijkt te gaan om de verering van God, goden of geesten, maar in feite viert men het samenzijn en het bij elkaar horen. Dat is de reden waarom het goddelijke en de groep kenmerken delen. Beide overleven de enkeling, beide kunnen straffen en belonen, beide zijn niet voluit te beheersen, en beide brengen samen. God is de verpersoonlijkte groep. Het geloof doet zich voor als eigenstandig, maar wordt in feite door het sociale bepaald. Omdat je bij een groep hoort, geloof je.
Zo’n manier van kijken laat op zijn minst zien dat het groepsgebeuren belangrijk is. En inderdaad, als je een enquête zou houden, zou je in beide wijkgemeenten van nogal wat mensen te horen hebben gekregen dat ze naar de kerk komen vanwege de ontmoeting met anderen. Of om ergens bij te horen.
Toch bevredigt die theorie niet. Want waarom zou het groepsgebeuren in de ene wijkgemeente leiden tot een evangelicale boodschap, terwijl in de andere wijkgemeente allerlei inzichten naast elkaar bestonden? Mensen zijn wel sociale wezens, maar ze zijn tegelijkertijd eigenwijze betekenisgevers. Bij overeenkomstige sociale omstandigheden kunnen er daarom uiteenlopende religieuze ideeën uitrollen. Zelfs binnen één groep, zoals onze wijkgemeente van toen, hoeft het geen koekoek-éénzang te zijn. Mensen kunnen, al betekenis gevend, tegen sociale mechanismen ingaan.
Kan die theorie dan bij het grof vuil? Nee, groepsvorming en betekenisgeving hebben welzeker iets met elkaar te maken. Uiteindelijk gaat het om een spannende combinatie van sociaal bepaald zijn èn een zekere ruimte hebben voor eigen betekenisgeving.
Die ruimte varieert. Groepsgrenzen zijn bijvoorbeeld sterker als de ideeën en praktijken uniformer zijn. Orthodoxie en grensbewaking gaan samen. Machtsverhoudingen zijn dan afgesteld op exclusiviteit. Afwijkende ideeën of gebruiken sneuvelen, door ingrijpen van hogerhand, of al eerder, door zelfcensuur en sociale controle. Omgekeerd zijn groepsgrenzen betrekkelijk als er weinig consensus vereist wordt. Daar hoort ook een andere organisatie van de macht bij.
We zijn intussen een paar jaar verder. De open wijkgemeente is opgeheven en gefuseerd met twee andere wijken. De evangelicale wijkgemeente heeft zich verdubbeld – of opgedeeld, net hoe je het bekijkt. De twee nieuwe evangelicale wijken hebben elk een eigen kleur. De heldere identiteit lijkt haar werk te hebben gedaan, met een steuntje in de rug van de wat strakkere groepsgrenzen.
Tijd voor de Rondvraag. Als boodschap en sociaal kader gelijk opgaande vastigheid vertonen, welke groepsvorm past dan bij mensen die geloven in een God die zich niet vast laat leggen? Kan de boodschap zich vrij maken van de greep van de groep? En welk godsbegrip levert de huidige individualisering op?
51-130614
NB In verband met spam worden reacties op columns in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.
In uw betoog gaat u er vanuit dat uw gemeente van destijds geen heldere identiteit had. Ik mag toch hopen dat die gekenmerkt werd door het geloof in Christus. Met deze stelling komt verscheidenheid tegenover eenheid te staan. Maar is juist niet de verscheidenheid IN eenheid hoe het lichaam van Christus wordt opgebouwd?
Ik vraag me af of dit de reden was voor enerzijds de leegloop en anderzijds de groei. Een onderzoek hiernaar had verheldering kunnen geven. Nu blijft het gissen.
De columns lees ik met belangstelling. Elke keer stof tot nadenken (en niet tot reageren; blijft er vaak bij; dan komt de volgende al weer). Deze vind ik ook interessant. Inderdaad, nooit zo bij stil gestaan, dat de ontmoeting met elkaar het bestaan van God ‘sanctioneert’ (of andersom?). Althans, dat zou een resultaat kunnen zijn van nadenken over het thema dat in deze column aan de orde komt. Hoe sterker de overtuiging (van de evangelicaal), hoe steviger het fundament waarop God staat. Wat een ontwikkeling in een (wijze van) geloven waarin het bestaan van God loskomt van de gereformeerde achtergrond en wij (Hij en ik) verder moeten zonder dogmatische, fundamentele waarheden. Het geloof leidt daardoor echter wel een “vluchtig” bestaan en wordt erg mensafhankelijk. Raken we daardoor niet teveel kwijt? Hebben we dan nog wel een boodschap, of hoeft dat niet meer en wil men dat niet meer; in ieder geval niet in een gezamenlijk God beleven = ontmoeten?