Het debat over de vraag of God bestaat woedt voort. Zolang de antwoorden zich beperken tot ‘hij bestaat’ en ‘het bestaat niet dat hij bestaat’, blijft men gevangen in de routine van een loopgravenoorlog. Hoog tijd voor een andere strategie. Beschouw alle kennisvorming – religieus, atheïstisch, wetenschappelijk – als ernstig en onvolkomen spelen. Dat werkt ontwapenend en bevrijdend.
Of het nu om godsdienst of atheïsme of wetenschap gaat, mensen spelen een eindeloos spel met betekenissen. Gelovigen van alle religies spelen het aftastende zingevingspel al van den beginne. Dat spel gaat schuil achter verworven zekerheden die veel te ernstig genomen worden. Wetenschap is een recente variant op het spel van betekenisgeving, met een eigen beheer van zekerheden. Atheïsme emancipeerde in haar kielzog met een levensbeschouwelijke toepassing.
Dat iedereen leeft van vermoedens, verklaart zowel de veelheid aan religies als de variatie binnen het atheïsme. Om maar te zwijgen van al die scholen binnen de wetenschappen. Pikant detail is dat de religieuze variatie religies omvat waarin God niet of nauwelijks een rol speelt. De God van het God-debat is vooral de God van Abraham en navolgers. Bovendien gaat het om een modern-westers onderonsje.
De strijdende partijen in het God-debat lijken het niet te beseffen, maar feitelijk worden ze gegijzeld door een tweedeling die hun door de moderniteit is opgedrongen. Sinds ongeveer 1800 heeft wetenschap terrein veroverd als superieure kennisvorm. Ze is tegenover religie gezet, alsof het om soortgelijke en uitwisselbare kennis gaat. Daarmee is de gijzeling begonnen. Gelovigen denken dat ze zich tegen de wetenschapsclaims moeten verdedigen, vanuit de geloofservaring en – hoe slim! – zelfs met wetenschappelijke argumenten. In hun argumentatie contra religie omarmen atheïsten de wetenschappelijke kennisvorm.
Debat en gijzeling duren nu al een eeuw of twee voort, alsof de moderniteit nog steeds aan het puberen is. Inmiddels is echter duidelijk dat de menselijke werkelijkheid groter is dan de wetenschappen kunnen bevatten. En trouwens ook groter dan de religies of de atheïsmes kunnen benoemen.
Er zijn twee redenen voor de patstelling. Allereerst is geen enkele duiding volmaakt, ook al kent betekenisgeving per definitie geen grenzen, of juist daarom. Wetenschappers, gelovigen en atheïsten hebben niettemin de neiging zich vast te klampen aan de antwoorden die zij op hun vragen menen te vinden. Definitieve antwoorden blijven echter uit, zoals alle wetenschappers weten die hun boekenkast opruimen, theologen inbegrepen.
Juist door het gebrek aan afdoend overtuigende stellingen kan het God-debat alsmaar doormodderen. Men probeert af en toe een nieuwe tactiek uit, en de woordvoerders volgen elkaar op, maar overigens vliegen steeds de zelfde losse flodders heen en weer.
In de tweede plaats doet men in het God-debat alsof men dezelfde taal spreekt en elkaar begrijpt. Maar in feite wordt geput uit uiteenlopende kennisvormen, elk met een eigen taalveld, met eigen deugden èn eigen beperkingen. Door de eigenheid van de taalvelden zijn wetenschap en atheïsme ook geen natuurlijke bondgenoten, al denken atheïsten èn gelovigen dat vaak wel. De wetenschappelijke kennisvorm is superieur op bepaalde terreinen, maar laat het zwaar afweten als levensbeschouwingen – al dan niet religieus – vragen stellen over leven en dood, goed en kwaad, zin en onzin. Niet dat levensbeschouwelijke antwoorden definitief zijn.
Om deze twee redenen blijft het behelpen. De gesprekspartners spelen als goede spelers hun zingevingspel met ernst en overtuiging, mede omdat hun levensvisie gemoeid is met de antwoorden die dat spel oplevert. Intussen wordt het spelelement opgeofferd aan de ernst. Logisch dat je dan in de loopgraven belandt. Iedereen neemt zichzelf veel te serieus.
Het is dus erg simpel om uit de patstelling van het God-debat te komen. Ga weg uit het welles-nietes-denken. Aanvaard de mogelijkheid dat beide zijden op een voorlopige manier gelijk kunnen hebben binnen de spelregels van hun eigen betekenisspel en taalveld. Dat is een leuk denk-experiment, want het daagt uit tot een frisse kijk. Het kan er zelfs toe leiden dat beide partijen elkaar in de armen sluiten.
Verlost van het denken in tegenstellingen kan men verrassende overeenkomsten ontdekken. De enige voorwaarde is te onderkennen dat alle partijen een zingevingspel spelen en dat iedereen op dun ijs schaatst. De werkelijkheid blijkt een paar mensenmaten te groot. Hee, verrassende overeenkomst, dat is precies wat altijd van de goddelijke werkelijkheid gezegd wordt!
Als er zoveel keuzemogelijkheden zijn, laat iedereen dan vooral de eigen voorkeur volgen, en een eigen pakket samenstellen. Vervolgens kan men genoegen beleven aan het eigen zingevingspel, hoe onvolkomen het ook is. Er komt altijd wel weer iets nieuws langs dat kan aanspreken. Het speelkwartier is nooit over.
Trek dus de stekker uit het God-debat en ga daarna gezamenlijk je energie besteden aan de oplossing van echte problemen: armoede, geweld, vervuiling en religieuze annex etnische conflicten. Ook dan blijft kennis onvolkomen, maar wie ontdekt dat iedereen veel te ernstig speelt, kan misschien ook daar een kwaliteitsslag maken.
35-230214
NB In verband met spam worden reacties op columns in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.
God hoeft niet op onze voorwaarden te bestaan, of op een manier die wij voor mogelijk houden. Als dat niet meer hoeft, zijn we van die denkdwang verlost en kan God blijven bestaan zoals de bijbel hem laat bestaan in de verhalen. Dan kunnen we genieten van de rijke beelden die de joodse en christelijke geloofstradities hebben ontwikkeld. Dan kan God bestaan zoals de bijbel hem laat bestaan: als persoon die tot ons spreekt en ons hoort.