Tijdens onze vakantie in Noord-Duitsland ontdekken we in de regio ten noorden en oosten van Emden een hele serie fraaie historische dorpskerken. Later zien we dat we daarvoor niet over de grens hoeven te gaan. Groningen en Friesland zijn ook rijk aan oude kerken. Tussen Harlingen en Wilhelmshaven is veel moois te bezichtigen. Ook al kom je voor een gesloten kerkdeur, meestal staat er een adres op waar een sleutel te halen is. Soms is die indrukwekkend oud, groot en zwaar. Je torst de eeuwen.
Voor wie zoals ik gespitst is op de samenhang tussen religie, macht en spel, valt er veel te zien. Gelet op de inwoneraantallen is het natuurlijk al een mirakel dat er zoveel kerken zijn gebouwd. Kloosters speelden een rol in zowel de kerstening als de ontginning van het gebied. Behalve zielen wonnen ze door inpoldering ook veel land. Ze legden de gelofte van armoede af, maar konden niet voorkomen dat ze al snel rijk werden, door pachtinkomsten, maar bijvoorbeeld ook door de verkoop van de zogenaamde kloostermoppen. Die vind je dan weer in veelvoud terug in de muren van de kerken, soms naast het tufsteen dat eerder gebruikt werd en dat van verre moest komen.
Naast en na de kloosters speelde de plaatselijke adel een rol, herenboeren die een adellijke titel hadden verworven. In nogal wat dorpen droegen zij flink bij aan de kosten van de kerkbouw. In één geval had een adellijke dame een belofte gedaan een kerk te bouwen. Pas op haar sterfbed loste ze die in. Als deze nieuwe adel geld teveel had, was dat niet zelden een teken dat degenen die van haar afhankelijk waren te weinig hadden. Zo kon het gebeuren dat kerk en adel samen voor geestelijk onderdak zorgden voor de minder bedeelden. Er zal van de met fraai houtsnijwerk versierde kansels zo hier en daar wel eens gezegd zijn dat je wel arm kunt zijn, maar dat je dan toch rijk bent in de Here. Vooral Oost-Groningen werd zo een regio waar de boodschap van Marx al vroeg gehoor vond.
De interieurs van de kerken tonen de plaats van de adel op een onverhulde manier. Sommige kerken hebben fraaie kerkbanken die een adellijke familie voor zichzelf in de kerk liet plaatsen. In een aantal gevallen was er zelfs een aparte ingang voorzien. Aan de Duitse kant zijn kerken waar tussen schip en koor een trapje zit naar een apart opkamertje, compleet met ramen die open konden, waarin de adel haar hogere positie zat uit te dragen.
Dat in zo’n ernstige sfeer spel toch ook een kans kreeg, is vooral te danken aan de meestal naamloze kunstenaars die de kerk versierden. Aan de Nederlandse kant hebben calvinisten na de Hervorming korte metten gemaakt – om maar eens een katholieke term te gebruiken – met afbeeldingen. De Lutheranen aan de Duitse kant waren niet zo rigoureus en hebben juist alles intact gelaten. Je vindt er de fraaiste altaren, met heel veel kleurig houtsnijwerk. Kennelijk stelde elke kerk er een eer in om een uniek stuk te hebben. De meest uiteenlopende verhalen uit de bijbel en uit de heiligenlevens zijn er terug te vinden.
In het Duitse Schortens werden we rondgeleid door een mevrouw die een belangrijk deel van haar leven aan het kerkgebouw besteed had. Ze had er twee boeken over geschreven. Verklarend zei ze dat ze veel vrije tijd had omdat haar man kapitein was op de grote vaart. Het leek mij dat ze een eredoctoraat had verdiend. Een van de dingen die ze had uitgezocht was de oorsprong van de houtgesneden taferelen van het altaar. Ze ontdekte dat de houtsnijders werkten vanaf voorstellingen die zij kenden als afdrukken van kopergravures. Die maakten ze na. Klein probleempje: die afdrukken waren in spiegelbeeld. Petrus slaat dus met zijn linkerhand het oor af van de dienaar. En Jezus zegent met de linkerhand. Hoewel onbedoeld, vonden we dat toch een erg speelse omkering.
11-041013
NB reacties op columns worden in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.