GOD ONPERSOONLIJK

Waarom heb ik steeds meer moeite met het idee van een God? Ik vermoed dat het komt doordat er een persoon van is gemaakt.

De verbeelding van eeuwen, opgeschaald door theologen en kunstenaars, heeft aan een ervaring een persoon gekoppeld. Daarmee is de vraag naar het bestaan van God veel problematischer geworden. En dat terwijl religie evengoed kan bestaan zonder een persoonlijke God. Terugkijkend lijkt het erop dat wereldwijd religies de ervaring al lang kenden voordat daar een persoon bij kwam, in wat voor vorm dan ook.

Ooit deed ik veldwerk bij een klein vissersvolk in Kongo, de Wagenia. Ze waren op dat moment al grotendeels gekerstend, maar het had er veel van weg dat God pas echt deel van hun religieuze praktijk was geworden nadat zendelingen en missionarissen ermee gekomen waren. Traditioneel was er wel een scheppergod, maar die had het bij het scheppen gelaten en speelde verder geen enkele rol. Alles draaide om de geesten van voorouders.

De huidige discussie over het bestaan van God en over godsbewijzen zou heel wat soepeler verlopen als de focus verschuift van een buitenpersoon naar een binnenbelevenis. Het gesprek loopt aanzienlijk gemakkelijker als we het hebben over ervaringen die zich laten omschrijven als heilig, goddelijk, spiritueel, mysterie, energie, kracht of liefde. Voor wie afscheid neemt van God als persoon, maar toch denkt dat er meer is tussen aarde en hemel, bieden zulke onpersoonlijke aanduidingen een bruikbaar alternatief.

Ook in deze kwestie gaat het erom dat religie en samenleving elkaar beïnvloeden. Aan het Wagenia-voorbeeld zie je dat religie het type samenleving weerspiegelt. In de Afrikaanse context draaide alles om verwantschap. Logisch dat de voorouders na hun dood erbij bleven horen. Ons type samenleving heeft kennelijk een persoonlijk godsbeeld opgeleverd. Seculiere machtsvormen stonden model voor zowel het godsbeeld als de kerkelijke organisatie. God als Koning of Heer, en de Paus als staatshoofd.

Overigens gun ik iedereen een eigen religieus spel met betekenissen, of het eindresultaat nu persoonlijk is of onpersoonlijk.

262-291119

NB In verband met spam worden reacties op deze column in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.

10 gedachten over “GOD ONPERSOONLIJK

  1. Beste André. Ja, dit is toch altijd een probleem geweest, omdat de Tenach duidelijk stelt je geen beeld/voorstelling te maken van je – persoonlijke – God. Daarmee wordt m.i. geduid op het niet bestaan van een persoonlijke God, maar wordt het accent gelegd op een Schepper. We moeten dan ook geen Koning of Heer van deze God maken, of een vrouw. God is God en dat moet zo blijven. God is niet in aardse termen te ‘benoemen’. Maak daarom van God niet een persoon, en daarin een persoonlijke God. Ik heb dan ook moeite met de visie van Levinas die spreekt over de attributen van God: liefde, rechtvaardig, enz. en verbindt daaraan een opdracht voor de mens: wees zoals God, wees liefdevol, rechtvaardig, enz.. Dat is niet mijn God en zo moeten wij denk ik God ook niet gaan invullen.
    harry schram.

  2. Zonder precies te bevatten wat je bedoelt, heb ik het gevoel dat je verwoordt wat ik helemaal onderschrijf.
    Geeft mij een blij gevoel.
    Eelke

  3. Beste André,
    Dank voor de druppel van afgelopen week. Ik ben het helemaal met je eens, we moeten niet spreken over het wezen van God! In het jodendom wordt zelfs de godsnaam niet uitgesproken, dat is te intiem. Een verliefd stel gaat ook niet wereldkundig maken wat ze op die avond/nacht tegen elkaar gezegd hebben. Zodra je het aan iemand anders zegt, verliest het zijn waarde. Ik geloof wel in een persoonlijk geloof, maar niet in een god als persoon.

  4. Dag André,
    Een eerste reactie:
    Persoonlijke God is denk ik voor de meeste mensen een niet denkbare grootheid, God als een object. Voor mij tenminste niet en misschien wel nooit geweest. Maar dat is wellicht meer de categorie ‘Rutte-herinneren’.
    Persoonlijke God is toch altijd weer dat wat het mij persoonlijk zegt. En dan is het voorbarig om ‘het’ direct te bevragen op wat het of hij of zij is.
    En de ‘sprekende God’ is voor mijn verstaan steeds weer ‘door zijn geest’. De geest die uitgaat van de Vader en de Zoon, zoals de belijdenis (van de westerse kerk) zegt.
    In die zin is het object voor zover deze aansprekend is, altijd ‘categorie onpersoonlijk’. Maar wel capabel om een persoon aan te spreken.
    Eenmaal aangesproken kan een aangesproken persoon zelfs met een gedachte in gesprek gaan, mediteren, overwegen. Een boek en een huis, een traditie en een gebeurtenis kunnen spreken alsof het een persoon is.
    Zoals in het evangelie van Johannes, dat begint met ‘in het begin was het woord’ dat gestalte krijgt. Of moet ik zeggen, die gestalte krijgt.
    Nou ja, je roept wel vragen op, ook bij mij.
    Willem

  5. Je raakt me wat aan, André. Toen ik in 1977 promoveerde op de neo-Hindoe Sri Aurobindo mocht ik van mijn promotor niet schrijven dat deze een ‘bovenpersoonlijk’ godsidee leerde; ik moest de term ‘onpersoonlijk’ gebruiken, wat helaas de intentie van Aurobindo niet weergaf, maar er was geen ontkomen aan. Ik ben zelf altijd aanspreekbaar geweest voor de Hindoe-filosofie van het nirguna brahman, het allerhoogste zonder kwaliteiten, en dus onzegbaar, of voor een consequent doorgevoerde theologia negativa. Ik zou het liefste de term God helemaal niet gebruiken, maar dat komt zelden goed aan. Een eeuwenlange uiterst serieuze traditie rond deze term eist zijn tol. Als de term/naam God in onze Walkartgemeenschap valt is dat vrijwel altijd als speler of chiffre in een verhaal. Maar voordat je het weet wordt het spel weer eens te serieus genomen en is de verbeelding niet aan de macht maar juist weer afgeschaft..

  6. Beste André, God als een persoon voorstellen vond Origenes al onnozel, maar denk aan de Griekse persona. Dat was een masker dat de toneelspeler verborg, hij verbeeldde of speelde daarmee een ander of een godheid. In die zin is de vraag naar de al of niet persoonlijkheid van God niet los te zien van de vraag of en wat zich verbergt achter de persona God. Zelfs als je slechts gelooft dat God een ‘iets’ is, eventueel a la Spinoza aldoordringend, kan dat iets dan onbestemd, ongericht zijn? Als een uiting ervan bijvoorbeeld liefde is, moet die liefde zich toch ergens op richten? Liefde kan toch niet onbepaald, ongericht, een toevalsverschijnsel zijn? En als iets gericht is, moet die gerichtheid een reden, een motief hebben. En zo kom ik tot de conclusie dat als God bestaat ‘het’ een intelligentie is, een entelechie (al is ‘het’ alomvattend) die persoonlijkheidskarakter – in de ruime zin van het woord – toegekend moet worden. Pas als je niet in God gelooft kan zijn persoonlijkheid in de prullenbak.
    Hartelijk, Pieter

  7. Ik voel me aangesproken door de woorden van Bahá’u’lláh die over de schepper onder meer spreekt als: De Kenbaarste van het kenbare en het Verborgenste van het verborgene. De bijzondere personen die op aarde hiervan de Openbaring krijgen noemen bahais Manifestaties van God. (en dat woord God is slechts een naam in onze Nederlandse taal/cultuur, de Fransen noemen Hem Dieu en de Arabieren Allah enz.)

  8. Geen wonder dat deze druppel zo vaak is opgezocht. Voor mensen die serieus zoeken is het ter zake en belangrijk.
    Ik meen dat als je God niet als persoon hanteert, je inhoudelijk een stap terug doet. Dat je dat doet om meer ‘ruimte’ te krijgen is op zijn minst begrijpelijk, maar dan zie ik ook een verarming en nu gaat de schoen wringen.
    Voorop gezet: ik hanteer ‘religie’ en ‘godsdienst’. Bij religie blijft het godsbeeld onbepaald, bij godsdienst is er een invulling. Vervolgens: persoonlijke God heeft een dubbele inhoud: God als persoon en mijn eigen/persoonlijke God.
    Bij religie ‘speelt’ het menselijk vermogen om te “Reiken naar Oneindigheid” de hoofdrol; zonder dat kan de mens niet eens vermoeden, zijn verlangen een richting geven. Het is wezenlijk voor hem/haar, ingebakken, al lang. Dat moge duidelijk blijken uit de vele heilige plaatsen (piramiden, Carnac enz.), heilige schriften (bv. Avesta), heilige verhalen, mythen, feesten (Eleusische mysteriën) en noem maar op.
    Bij godsdienst wordt een/het toppunt van die Oneindigheid gezien en wel het Wezen dat (in het Nederlands) door de Christen met drie letters wordt aangeduid, door de Jood met vier en door de Moslim met vijf. De inhoud ervan heeft ook een lange lijn van ontwikkeling die in de geloofs’instantie’ door mensen wordt doorgegeven en voorgeleefd. En wel als dat Wezen een persoon is – wij mensen hebben geen betere, mooiere karakterisering dan ‘persoon’, die iets kan willen, kan genieten enz. Maar die ook een relatie kan aangaan en dan komt vanuit mijn religieus vermogen het persoonlijk element op tafel: de ‘iets’ wordt een Gij: “Ik – Gij”. Daarmee begint de vraag over het bestaan van God. Voor de Christen is dat concreet geworden (je kunt erin knijpen) in Jezus, de Christus, zijn ‘Zoon’. Hij is “binnenpersoon” en “binnenbelevenis”. Dat beeld, die klinkklare persoon kan niet zo makkelijk naar eigen behoefte/verlangen/inzicht worden ingevuld. Religie is voor mij een stap terug en dat wil ik niet, ook als het lastig wordt.
    P.S. André, nooit meer “Paus” (met een hoofdletter) schrijven! Ik zal een goed woordje voor je doen bij Petrus; maar de volgende keer kost je dat minstens een half uur met twee benen in het vagevuur !

  9. Professor, bestaat God?
    Zo begint de vraag, gesteld door een zevenjarige jongen, en gestuurd naar de universiteit van Groningen. Uiteindelijk kwam deze brief op het bureau van Prof. Dr. Peter Barthel, sterrenkundige aan deze universiteit. Alvorens ik op het antwoord van Peter Barthel in ga, even een inleiding over mijn persoonlijke ervaring of God wel of niet bestaat.
    Opgegroeid in de jaren vijftig tijdens het “rijke roomse leven”, in een katholiek ondernemersgezin. De katholieke kleuterschool (nonnen), lagere school en Mulo bezocht (aanvankelijk fraters). Elke zondag naar de hoogmis en ‘s avonds de “lof”-viering, het bidden van de rozenkrans. In de maanden mei en oktober de Mariavieringen. In die periode ook nog misdienaar en acoliet geweest. Roomser en katholieker kon het eigenlijk niet.
    In die tijd was God voor ons een persoon, die vanuit de Hemel (boven), ons in de gaten hield en kon ingrijpen, daar waar nodig was, in ons leven. Er was ook nog een duivel, die het kwade bracht. Als je niet voorbeeldig leefde, kwam je niet in de hemel, maar in de hel of het vagevuur. Dat laatste was een soort voorportaal van de hemel. Overigens heb ik daar later nooit nare of vervelende ideeën aan over gehouden. In dat tijdsbeeld accepteerde je het allemaal, want zo was het toen. Het goede daarvan is mij wel bijgebleven nl. normen en waarden, in toen al bij ons een participatieomgeving. Het leven gaat verder, je bent bezig met je gezin en werk. Vervolgens gaat de kerk ook een mindere plaats in nemen. Het geloof is wel sluimerend aanwezig geweest, maar meer op afstand.
    En dan, opeens een moment van bezinning, een periode van zingeving en verdieping volgt en God komt opnieuw bij mij in beeld, maar dan ook voor mij met andere vragen. Door mijn zingevende en verdiepende belangstelling lees ik over Franciscus, leven in eenvoud en Meister Eckhart, de innerlijke weg, maar ook Thomas Merton, de weg van de vrijheid. Vervolgens komen deze wegen bij mij samen. Gespreksgroepen over de boeken o.a. “Wat doe ik hier in Godsnaam” en ook ‘God 3.0’, geschreven door theologen en antropologen, openen een andere weg. Gaandeweg verandert voor mij het Godsbeeld. Deze kennis neem ik mee tijdens mijn vele pelgrimstochten, met in gedachten deze mystieke materie, iets om over na te denken. De vele ontmoetingen bij het ont-moeten met onbekenden dragen hieraan ook bij. Het is een uitnodiging om in jezelf te kijken en daar je eigen vrijheid te ontdekken, maar ook dat God in ieder wezen is vertegenwoordigd. Ontdekken betekent voor mij “niet zoeken naar” maar “het zien met andere ogen” en zelf ervaren. Op deze wijze is mijn Godsbeeld gaandeweg een bijzonder en hanteerbaar beeld geworden. Kortom, vanuit mijn innerlijke weg naar vrijheid is God voor mij, een mystieke energie van licht en ook van kracht. Het is mooi te ervaren, dat juist dit mysterie mij dichter bij God heeft gebracht en God bij mij.
    Peter Barthel beschrijft dit voor ons op een heldere en duidelijke wijze, dus niet uitsluitend voor kinderen, in begrijpelijke taal. Volgens mij, ook nog los van het feit of je wel of niet in God gelooft.

  10. In de Groene Theologie (boek van Trees van Montfoort) gaat het vooral over het punt dat de mens niet centraal zou moeten staan als kroon van de schepping. Geen Kroon, geen Heerser, geen Rentmeester, maar de mens als deel van de schepping, delend in het geheel. In die lijn denk ik dan ook dat we God geen Heer, Koning, Heerser, Vader, Moeder o.i.d. moeten noemen, maar veeleer: Leven, Liefde, Licht, Recht, Krom, Gebroken, Donker, Ster, Zaad, Graan, Hout, Boom, Roos, Vis, Vuur, Water, Zee etc.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.