Als voorbereiding op de zondagse lunch bezoek ik elke zaterdagmorgen de plaatselijke delicatessenwinkel. Voor mij verbeeldt die winkel de ideale godsdienst. Toegegeven, het is niet echt een beeld dat voor de hand ligt, maar het valt uit te leggen.
Deze winkel is gevuld met hemelse smaken. Er is een grote sortering aan in- en uitheemse kazen, vleeswaren geuren je tegemoet, en de wijnkast is welgevuld. Alles smaakt goddelijk. Zoals mijn goede vader zich zou uitdrukken: Engeltjes piesen op je tong. Terecht noemen de eigenaars, Minne en Dixie, hun winkel ‘het paradijs van heerlijkheden’.
Het is niet alleen het woord ‘paradijs’ dat me inspireerde. Als klant maak je je keuze uit een breed aanbod. Iedereen kan er vrij rond kijken. Vind je iets niet, dan kun je ernaar vragen. Er wordt je niets opgedrongen. Hooguit word je uitgenodigd te proeven van een nieuwe zaligheid.
Dat lijkt me nu de formule voor de ideale godsdienst. Die biedt een ruime keuze aan geloofsovertuigingen en rituelen. Je kunt er je hart aan ophalen. Je kiest vrij wat bij jou past. Niemand dringt je iets op. Het behulpzame personeel luistert voordat het spreekt, en maakt je vervolgens wegwijs.
Een ander kenmerk van deze delicatessenwinkel is dat klant koning is. De eigenaren kennen de meeste klanten bij naam. Nieuwe klanten worden hartelijk verwelkomd. Zelfs al zou je niets van je gading vinden, dan word je nog vriendelijk uitgewuifd.
Dat klant koning is, gaat niet voor alle godsdiensten op. Soms maak je leiders mee die ‘mijn koninkrijk kome’ als voorkeursbede lijken te hebben. Ook zijn er die al voordat de gelovige klant binnenkomt, weten welke boodschap hij of zij nodig heeft. Nog sterker, vaak ligt die al voorverpakt klaar. Wil je die boodschap niet, dan tel je niet mee.
Het assortiment van mijn ideale godsdienst ligt niet vast van eeuwigheid tot amen, maar wordt aan de wensen van de gelovige en de tijd aangepast. De gelovigen weten zelf heel goed wat zij willen. De institutie beheert slechts de voorraad en zorgt ervoor dat gelovigen vinden wat ze zoeken, hoe uitheems hun wens misschien lijkt.
Op een dag bedacht ik mijn ideale notenmix. Minne en Dixie vonden het geen enkel probleem die voor mij te maken. Het grappige is dat ik zo hun assortiment heb uitgebreid. De mix die ik bedacht, verkoopt goed. Bij de noten liggen nu permanent een paar zakjes Droogers-mix, herkenbaar aan een D op het prijsstickertje.
Godsdienstige leiders houden meestal niet van mixen. Dat noemen ze syncretisme, en dat deugt niet. Toch zou iedere gelovige de vrijheid moeten hebben zijn eigen mix samen te stellen. Goede kans dat anderen daar ook iets aan kunnen hebben. Godsdienststichters maakten trouwens al hun eigen mix.
Bij mijn laatste bezoek was ik er getuige van dat de bakker van twee blokken verder wat stookbroden kwam afleveren. Minne legde me uit dat er vraag naar was en dat hij zelf geen grote voorraad kan aanhouden. Dus had hij de hulp van de bakker ingeroepen.
Leiders zijn er meestal niet voor dat hun godsdienst de waar van een andere godsdienst verkoopt. Toch leende het christendom bij het jodendom, en de islam weer bij die twee. Gelovigen deden altijd al aan grensverkeer. Zo branden protestanten nu kaarsjes en mediteren christenen op de zen-manier.
Als er niet teveel mensen in de winkel staan, kan een gesprek met Minne of Dixie zo maar een richting uit gaan die ze in de kerk pastoraal zouden noemen. Ze zijn ondernemers, maar de klant is toch meer dan de afnemer van hun producten. En zij zijn meer dan leveranciers. Dat extra, dat heeft me tot hun zaak bekeerd.
69-071114
NB In verband met spam worden reacties op columns in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.
De zaak van Minne en Dixy ken ik al heel lang. Er was vroeger een lunchroom bij en werd lekkere koffie geschonken en daar gingen we vrij regelmatig naar toe, het was een leuk fietstochtje voor ons. Helaas kom ik er nu niet meer, de lunchroom is al jaren gesloten.
Ik vind het wel een grappige vergelijking met het geloof. Je zou het naar de schrijver Kuijer kunnen sturen, die op zijn manier de bijbelse verhalen vertelt. Het doopsgezinde gedachtengoed is te weinig bekend.
Gewoon een leuke, ‘speelse’ column, geheel in de lijn van de opvattingen van de schrijver, lijkt mij. Waren de oplossingen maar (altijd) zo simpel! Maar nee, eigen haard is goud waard.
Leuk, jij maakte van een delicaat onderwerp al een delicatesse!
Nu de kerken nog…
Trouwens in de 2e voorlaatste alinea: …komt een bakker aangelopen… met stookbroden… laat dat maar zo? Een beetje stokerij kan in veel kerkse kringen geen kwaad. Ingeval wel: dan zijn het toch gewoon weer stokbroden?
Nico signaleert een tikfout met een onverwachte extra betekenis: stok/stookbroden… Dat stelt mij voor een dilemma: Corrigeren, maar dan slaat Nico’s commentaar nergens meer op. Of laten staan, maar dan zondig ik tegen de taal.
Ik laat het staan, want het is te mooi als voorbeeld van betekenisgeving! Een toonbrodenleugentje.