Raar hoor, hebben we meer vrijheid gekregen om een mening over God te hebben, weten we des te minder wat we moeten zeggen. Vroeger dacht de geestelijkheid voor ons. Nu moeten we als vrije leken in het nieuwe landschap zelf onze weg vinden, en dat blijkt nog niet mee te vallen. Of werkt vrije verbeelding zo?
In een interkerkelijke gespreksgroep praten we een avond over onze kijk op God. We hebben allemaal de nieuwe vrijheid benut en wisselen onze bevindingen uit. Al snel merken we dat ons gesprek iets dubbels heeft. Enerzijds vinden we dat God een mysterie is dat je niet kunt definiëren. God is zelfs voor de religies te groot. Anderzijds willen we toch wel iets verwoorden.
Als we dat proberen, vallen allerlei termen. Ik noteer ze en zie later dat ik ze heb opgeschreven met een hoofdletter: Liefde, het Goede in en tussen mensen, Geest, Wijsheid, Leven, Inspirator, Geweten, de Stem in jezelf, Iets dat groter is dan jijzelf. De hoofdlettertermen tonen de veranderingen in ons godsbeeld.
Als we doorpraten over wat er nu anders is, bedienen we ons opvallend genoeg van ruimtelijke beelden. Zo zeggen we dat God verhuisd is van buiten ons naar binnenin ons. Of we zeggen dat God vroeger boven ons was, verheven en superieur. Nu denken we God onder ons, als dragende kracht, het fundament voor ons bestaan.
Toch wringt er iets in die ruimtelijke verbeelding. Als we denken in termen van buiten en binnen, kunnen we dan tegelijk gebruik maken van de tegenstelling tussen boven en onder? Kan de God onder ons tevens in ons zijn?
De test voor onze nieuwe verwoording is het gebed. Veel gebed ging uit van de God buiten en boven ons, vooral als er om iets gebeden werd – dat die God eventueel kon leveren. Als God nu binnen in ons huist, tot wie richten we ons dan als we bidden? En vragen we dan nog om iets? Of als God de dragende kracht onder ons is, spreken we die dan aan?
Als ruimtelijke beelden al niet met elkaar sporen, hoe consistent zijn dan de andere termen en beelden die we gebruiken, zoals die hoofdlettertermen? Of staat verbeelding misschien haaks op (theo)logisch redeneren?
We constateren dat nu onze verbeelding aan de macht is, ons godsbegrip vagere contouren heeft gekregen. Kennelijk leek de duidelijke God op de even duidelijk gevestigde kerkelijke macht – die de verbeelding monopoliseerde. In het nieuwe levensbeschouwelijke landschap is God de horizon die stelselmatig wijkt als we er dichterbij komen. We hebben weet van de beperktheid van een definitie van God, èn van de beperkingen van onze verbeelding.
Via verbeelding kwamen we uit bij liturgie. Iemand omschreef dat in ons gesprek als ‘heilig spel’. Liturgie verbeeldt door te spelen met beelden. Veel van de eeuwenlang gebruikte beelden hebben God vastgelegd in liturgische tradities. Institutieliturgie, einde spel. Maar liturgie kan ook een spelend en eigentijds zoeken zijn naar nieuwe beelden en betekenissen. Na verbeelden komt ontbeelden en opnieuw verbeelden. Eigenlijk waren we daar de hele avond al mee bezig. En zo kan ook het gebed eerherstel krijgen.
Als we dat spel spelen, valt er toch iets te benoemen. Juist doordat we de betrekkelijkheid van onze beelden doorzien, laten we ruimte voor het mysterie. Goede beelden laten hun betekenissen ook niet vastleggen of uitputten. Dat bleek al uit zo’n logisch betoog als hierboven over wringende ruimtesymboliek en het gebed. Juist omdat we vastlopen als we vastleggen, moet dat spel steeds maar door gaan – ongeveer zoals een dichter steeds nieuwe treffende beelden zoekt en nooit tevreden is. Dat beelden zich niet in een logisch systeem laten vastleggen, is eigen aan verbeelding. Die conclusie geeft vrijheid om alle hoeken van ons repertoire aan beelden te verkennen. Consistentie niet gewenst, wel creativiteit.
Een godsbeeld blijft letterlijk een beeld van God en is nooit God zelf. Het is voorlopig, nooit definitief. Verbeeldend en ontbeeldend overstijgen we onze ruimtelijke en andere termen. We kennen onze beperkingen èn we spelen daar mooi aan voorbij. Zou de ware religie een beeldenstorm zijn?
63-260914
NB In verband met spam worden reacties op columns in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.
Een mooi verslag van een boeiende gespreksavond in Zeist, met intrigerende vragen aan het slot. En of ons rusteloos zoeken ook ooit ergens rust vindt?
Inderdaad, een boeiende samenvatting én toelichting. Vooral de laatste zin is intrigerend; hij kan nl. ook anders klinken. Anders gelezen kun je juist stellen dat de ‘ware’ religie niet pretentieus moet zijn, omdat ze daarmee een beeldenstorm veroorzaakt (heeft, meerdere zelfs in de geschiedenis). Dat is m.i. zeker niet de bedoeling van deze zin in de column. Hier moet het heel anders klinken. Toch kan het gebruik van het woord (ware) religie je weer daar neerzetten, nl. in een taalveld, waar God niet meer thuishoort, tenminste waar ik hem niet graag meer tegenkom.