Taal blijft verrassen. De vermeende boodschap moet niet altijd letterlijk genomen worden.
Iemand zegt bijvoorbeeld: ‘De toestanden die ik heb meegemaakt met die lui… Dat wil je niet weten’. Het heeft iets dubbels. Er wordt wel wat meegedeeld, maar meteen ook weer niet. De vooronderstelling is dat de ander niet op de boodschap zit te wachten en het zelfs niet wil horen. En toch wordt het gezegd.
De spreker vestigt bovendien een asymmetrische relatie tot zijn toehoorder. Er wordt iets voor hem of haar besloten: jij wilt ‘dat’ niet weten. Daar moet je je maar bij neerleggen, punt uit.
Intussen zet die toehoorder de verbeelding natuurlijk wel aan het werk. Er rijst een vermoeden van hoe erg het was ‘met die lui’. Zeker als het wederzijdse bekenden zijn, loopt de startmotor van de fantasie meteen. De eerste beelden en veronderstellingen doemen op.
Dit gezegde lijkt haaks te staan op de tijdgeest. Niet willen weten is in onze tijd volstrekt abnormaal. We stoppen onze jeugd in een systeem van kennisoverdracht. Vooral de weetgierigen onder hen houden het lang vol, soms zelfs levenslang. Wetenschappers – hun soortnaam zegt het al – verdienen met kennisuitbreiding hun brood.
Bovendien bombarderen media ons de hele lange dag met informatie die we vooral moeten weten. Nieuwsfeiten en achtergrondverhalen worden gelardeerd met commerciële boodschappen over producten die we niet mogen missen.
Ook op het terrein van de levensbeschouwingen, al dan niet religieus, is kennisoverdracht vanzelfsprekend. Een predikant of pastoor krijgt, met dank aan het ritueel, tussen de 5 en 50 minuten om een portie heilzame kennis te verkondigen. Het Humanistisch Verbond deed een campagne over het leven vóór de dood. De Remonstranten investeerden fors in reclame voor ‘Mijn God’.
Eigenlijk speelt de gebruiker van ‘dat wil je niet weten’ gewoon in op de tijdgeest, ook al is het via de omweg van de ontkenning. De toehoorder is als modern mens per definitie nieuwsgierig, leergierig, weetgierig. ‘Vertel!’ is de uitgelokte en verwachte reactie.
‘Dat wil je niet weten’ is een speelse stijlvorm. Spel moet het hebben van het dubbele perspectief. De eenzijdige beslissing om de ander kennis te besparen, is een verkapte uitnodiging vooral door te vragen.
268-310120
NB In verband met spam worden reacties op deze column in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.
Interessant als voorbeeld van non-communicatie, want het “dat” wordt niet gemeenschappelijk gemaakt. Wat mij betreft zou door een ontvanger wat vaker gezegd moeten worden: “Inderdaad, dat wil ik niet weten, want ik kan er niets mee…” Dat vraagt van de zender dan wel respect voor de ontvanger. Het gebrek daaraan kenmerkt sommige geesten van deze tijd. Vind ik.
wim noomen