Hoeveel speelruimte heb je eigenlijk? Wat beslis je zelf? Welke rol spelen anderen? En hoe zit dat met de dwang van je omstandigheden? Ik had de laatste tijd een paar aanleidingen om die vragen te stellen.
Deze week werd prof. dr. mr. D.C. Mulder begraven. Dit zijn de weken waarin dierbare vakgenoten begraven worden. Vorige week Henk Vroom, nu Dick Mulder. Hij heeft de gezegende leeftijd van 94 jaar bereikt. Op twee momenten is hij beslissend geweest voor mijn loopbaan.
In onze Kongo-tijd (1968-1971) kwam Dick Mulder naar de universiteit waar ik toen werkte. De Vrije Universiteit steunde die universiteit en Dick zat als vertegenwoordiger van de VU in het curatorium. Hij was in die tijd druk doende om aan de VU een interdisciplinair ‘Instituut voor Godsdienstwetenschap’ op te richten. Hij vond dat ik na onze Kongo-periode daar moest komen werken. Dat gebeurde.
Nog zo’n beslissend moment. Eind jaren zeventig stond ik met Dick in de lift. Terloops zei hij: ‘Het zal wel niets voor jou zijn, want jij bent vooral bezig met Afrika, maar we zoeken iemand om als religiedocent te werken aan de theologische faculteit van de Lutherse kerk van Brazilië’. Gevolg: Van 1980 tot 1985 verbleven we in Brazilië.
Wat beslisten we zelf, wat was de rol van Dick Mulder, en hoe bepaalden onze omstandigheden onze keuzes? Hoeveel vrije wil bleef er voor ons over?
Kort geleden hield onze oudste kleinzoon, Wouter (18), zijn eindpresentatie op de vrije middelbare school waar hij nu eindexamenleerling is. In twintig minuten mocht hij iets neerzetten dat hem ter harte ging en dat hem typeerde. Hij koos als thema van zijn presentatie ‘De vrije wil’. Ik genoot van de volwassen en evenwichtige manier waarop hij zijn onderwerp neerzette. Hij liet zien hoe zijn thema gemangeld werd tussen twee polen: ‘alles wordt bepaald door ons lichaam en onze sociale context’, tegenover ‘je geest geeft je als individu keuzevrijheid’.
Is er een uitweg uit dit dilemma tussen bepaaldheid en vrijheid? Hoe zeker zijn we van die vrijheid? Misschien moeten we inzien dat het leven vol is van schijnzekerheden. Alleen denken we dat ‘schijn’ consequent weg. Dat doen we al wanneer we woorden gebruiken. We weten dat die van alles kunnen betekenen, want dat staat in de dikke Van Dale uitgelegd. Maar we doen alsof degene die ons hoort of leest dezelfde betekenissen geeft aan de woorden die we gebruiken. Als we eerlijk zijn, zouden we de meeste woorden tussen waarschuwende aanhalingstekens moeten zetten. De laatste tijd laten we onze woorden steeds meer voorafgaan door ‘zeg maar’, alsof we de betrekkelijkheid van onze zekerheden onderkennen.
Als het om onze kijk op het leven gaat, geldt die schijnzekerheid nog sterker. Omdat daar nog meer betekenissen onder de woorden zitten, is meer uitleg mogelijk. Feitelijk weten we het nooit helemaal precies. Onze woorden laten ons in de steek. Juist begrippen die ons heilig zijn, zijn bedrieglijk veel-betekenend, of dat nu zonde is of vergeving, principieel of aangepast, rekkelijk of precies, exclusief of inclusief. En ook: ‘God bestaat’, naast ‘Het bestaat niet dat God bestaat’. Wat we ook kiezen als overtuiging, we staan bij doorvragen op een gegeven moment met onze grote mond vol tanden. We worden gegijzeld door onze woordenschat. Als betekenisgevers overzien we niet wat onze uitlatingen allemaal kunnen betekenen. We kunnen hooguit iets selecteren uit het immense aanbod. Het hele jaar door schaatsen we op dun ijs.
Sommige van die schijnzekerheden in ons vocabulaire doen niettemin al heel lang dienst. Zo ook ‘de vrije wil’. Omdat de mens al sinds de oude Grieken en Augustinus gedacht wordt als voorzien van een vrije wil, spelen we met overtuiging dat dat zo is. Het is natuurlijk het handigst om te denken dat je alles zelf beslist, want daar bouw je je identiteit mee op. Ik ben wat ik kies, van spijkerbroek en lievelingsmuziek tot werkkring, partner en levensovertuiging. Ondanks alles wat ons bepaalt, houden we het idee van de vrije wil in stand. En als iemand daaraan twijfelt, roepen we schertsend: ‘Twijfel je daar uit vrije wil aan?’. In onze tijd is de individuele mens de maat van alle dingen, dus lijkt er meer dan ooit reden de vrije wil als echt en reëel te zien. Maar daarvoor is een groot geloof nodig. Of we onszelf nu religieus vinden of niet, we zijn allemaal gelovigen.
Natuurlijk was mijn vrije wil bij de keuze van een nieuwe werkkring niet echt vrij. En toch geloof ik graag dat ik vrij koos. Ik ‘speel’ dat ‘vrije-wilspel’ mee, in ‘volle’ ‘ernst’. Intussen weet ik even goed dat mijn hele leven tussen aanhalingstekens staat. Ssst, niet verder vertellen.
32-310114
NB reacties op columns worden in eerste instantie alleen door André Droogers gezien.